bevattende urine dikwijls eiwithoudend, maar dikwijls ook niet. Alzoo is het gevonden eiwit niet noodzakelijk te beschouwen als tot de dubbel verbinding te behooren.
Het is wei waarschijnlijker, dat het albuminaat in verder geoxydeerden vorm wordt uitgescheiden. Doch welke is de verder mogelijke metamorphose ? welligt eene verdere oxydatie van het eiwit? Eens is er tyrosin in mercuriaal-urien waargenomen en nu is tyrosin eender leden in afdalende metamorphose van deze stof. 10. Roe verhoudt zich het iodetum kalicum t»t de uitscheiding van het kwik uit het organismus f Het iodetum kalicum bezit met groote waarschijnlijkheid eene kwikdrijvende eigenschap. Bij andere metalen (zoo als lood, arsenik), die albuminaatverbindingon vormen, bewerkt het iodetum kalicum eveneens, dat het de uitscheiding van het vergif bevordert. Wanneer nu al de theoretische mogelijkheid eener chemische betrekking van het iodetum kalicum tot het kwik van het organismus niet te loochenen is, zoo is aan den anderen kant het eiwitgehalte van de iodkalium-urine niet constant en aJzoo is eene verdere proefneming nog noodzakelijk. De tegenwoordig bekende proefnemingen hebben het volgende bewezen: lodkalium werkt oplossend niet alleen op de albuminaat-verbinding, zoo als op gestold eiwit, maar ook op regulinisch metaal. Oplossing van iodkalium van tijd tot tijd sterk met kwik geschud, geeft, na verloop van 24 uren gefiltreerd, met zwavelwaterstof eene duidelijke reactie op kwik. Alzoo is ook hier ozonvorming en oplossing van iodkwik, zoo als bij de chlornatrium proeven. Yeel belangrijker is de invloed die de iodkalium uitoefent op de oplosbaarmaking van het kwikalbuminaat. De chemische betrekkingen van het kwikalbuminaat zijn nog weinig onderzocht. De tot heden genomen proeven over de oplosbaarheid daarvan hebben de volgende resultaten opgeleverd. Yoegt men bij met water verdunde en door bezinking helder geworden hoendereiwit eenige droppels sublimaat-oplossing, zoo ontstaat inde vloeistof, welke nog overvloedig
158