Eenige vragen over kwik,
Dr. A. Overbeek beeft naar aanleiding vaneen verschenen werk van zijnen broeder Dr. B. Overbeek „Mercur und Syphilis ,” het resultaat medegedeeld van zijn onderzoek in eenige vragen, welk onderwerp voor de Pharmacie niet van belang ontbloot is. 1. Wat is de grijze kvoikzalfl Inde tweede uitgave der „Arznei-mittellhere vonDr. Buchheim 1859,” wordt gezegd: „ Het is waarschijnlijk, dat oude kwikzalf eene geringe hoeveelheid vaneen vetzuur kwikzout bevat; voor versehe zalf is zulks nog volstrekt niet aangetoond, De raderoskopische onderzoekingen hebben bewezen, dat versehe zalf blootelijk is een mengsel van metallisch kwik met vet; de grootste bolletjes waren l/M'", de kleinste nog geen Vmó"' ~ln eene zalf eeniSe Jaren was wer" den zwarte ligchamen gezien (waarschijnlijk opeenhoopingen van metaalbolletjes), waarop het vetzuur oxydatie-proces reeds uitwendig inwerking had uitgeoefend. De scheikundige onderzoekingen hebben, in overeenstemming met de mikroskopische uitgemaakt, dat versehe zalf geen geoxydeerd kwik bevat. Een gedeelte grijze zalf, bereid met scheikundig zuiver kwik, eerst afzonderlijk, daarna na verloop van eenige dagen met azijnzuur verwarmd, gaf met zwavelwaterstof volstrekt geene reactie, oudere zalf daarentegen, eveneens behandeld, gaf met zwavelwaterstof een overvloedig zwart praecipitaat, dat bij verhitting met soda duidelijke kwikbolietjes leverde. Azijnzuur lost geen regulinisch kwik op , alzoo moest er geoxydeerd kwik inde zalf zijn en wel alleen kwikoxydul, daar met vet gemengd oxyd tot oxydul gereduceerd wordt. Hiermede komen de volgende reactien overeen: potasch gaf inde azijnzure oplossing een zwart praecipitaat, geen rood; iodetum kalicum een grijsgeel, geen scharlakenrood. Verder moest opgespoord worden of het oxydul inde zalf er mechanisch bijgemengd, of in het vet opgelost is.
151