zeer gecompliceerd vervatte stikstofhoudende verbindingen weder in enkelvoudige over, andere dienen weder der planten

tot voedsel, die de stikstof tot verbindingen verwerken, die den dieren tot voedsel kunnen strekken. Zoo hebben wij hier een schoone kring&omloop der stof (stofwisseling) in de natuur, welke eene voor de voeding der planten en dieren geschikte en noodzakelijke stof trekt uit de overblijfselen der vernietigde planten en dieren. Door deze omzetting van schepselen die eens de aarde bewoonden, komt dan ook de stikstof inde bestanddeelen onzer aardkorst, waar zij wel is waar in geringe mate verdeeld, maar toch algemeen verbreid voorkomt. De planten verschenen reeds zeer vroegtijdig op de aarde , want zij moesten den dieren en menschen plaats bereiden. Men vindt overblijfselen daarvan tot inde Longmynd-lagen en evenzoo ontdekt men vezelige en pijpvormige gedaanten inde asch van anthraciten, die tot het laagste silurium behooren. De eerste planten schijnen bewoonsters der zee geweest te zijn en eerst in devonische gesteenten treden er duidelijk landplanten op. Alle fossile brandstoffen, van de turf af, tot aan de anthraciet toonen spooren van plantaardige vorming. Bij de drooge destillatie ontwikkelen allen ammoniak, ook de anthraciet, welke intusschen geene bitumineuse stoffen meer oplevert. De levende acotyledonen zijn zeer stikstofhoudend; verreweg minder die, welke de fossile brandstof vormen, gelijk bv. de turfmassa. De turf bevat meer stikstof dan de houtsoorten en andere plantendeelen die men er soms in vindt. Dit komt daar vandaan, dat de stikstofhoudende ligchamen, welke tot de veenvorming bijdragen, van zeer verschillenden aard zijn, en vooral daarom, dat de veenmassa uit de turfmassa stikstofhoudende ligchamen, voornamelijk ammoniak kan opnemen. Gelijk bekend is, bestaan de anthraciet, de steenkool en de kool der Trias-, Jura- en Wealden-formatie, vooral uit varens en lycopodium-soorten. De varens van den tegenwoordigen tijd zijn rijk aan stikstof, (eene Oyathee van het

79