waterstofgas werd een weinig oplossing van chloretum plati* nicum bijgedroppeld (op elke 2 gram zinkpoeder 1 droppel), vervolgens omgeschud tot de vloeistof ontkleurd is, waarna deze laatste afgegoten en het verplatineerde zink een paar malen met zuiver water uitgewasschen werd. Eene tweede wezentlijke voorwaarde is , dat men de alcalische vloeistof, waarop het zink zal moeten inwerken, niet te verdund zij , maar veeleer zoo geconcentreerd moet wezen, dat zij , tot dat de ontleding van het salpeterzuur geëindigd is, het gevormde zinkoxyd kan opgelost blijven houden. Bijtende potasch schijnt in dit opzigt werkzamer te zijn dan sodaloog, daar het voldoende is, dat de eerste een sp. gew. van 1,3 bezit, terwijl de sodaloog niet onder 1,35 mag zijn. Het is verder gebleken noodig te zijn , dat het zink met het salpeterzuur bevattende alcalische mengsel eenigen tijd., namentlijk niet korter dan 3—5 uren koud in aanraking geweest zij , eer men een aanvaug maakt met de middelerwijl gevormde ammonia te destilleren. Wat eindelijk de hoeveelheden der afzonderlijke zelfstandigheden betreft, zoo bleek het hem , dat als het te ontleden mengsel 0,1 tot 0,3 gram salpeterzuur bevat, 10 tot 15 gram zinkpoeder en 20 gram potaschloog van de opgegeven sterkte voldoende is. Bij de afdestillering der ammonia is eene dubbele zwarigheid te overwinnen , vooreerst die, welke geboren wordt uit het spatten van het mengsel, en ten tweede ,de door de waterstof-ontwikkeling bemoeijelijkte condensering der ammonia in het inden ontvanger gebragte zuur. Het eerste bezwaar kon slechts overwonnen worden , door eene kolf in plaats van eene retort te bezigen, waarop vervolgens de buis trompetvormig gebogen geplaatst werd , om daarna door middel eener gebogen buis met het condenseervat verbonden te worden. De verhitting, waarbij gedestilleerd wordt, moet op 130° geschieden. Deze geschiedt doelmatig door middel van eenen metalen trechter, welke de buis omsluit, die met paraffin of olie gevuld is en zijdelings met eene vlam verhit wordt. Eenige centimeters onder den rand bezit de trechter een pijpje, door welke het een weinig naar beneden
47