Men gaat hierbij op dezelfde wijze te werk: 1 deel der te onderzoeken olie wordt in twee volumina aether opgelost. Hierbij voegt men 20 tot 30 droppels eener verzadigde alcoholische oplossing van nitras argenticus. Alles wordt sterk geschud of met eene glasstaaf goed onder elkander geroerd en eenigen tijd op eene schaduwachtige plaats in rust gelaten. Wanneer het gehalte aan raapolie aanzienlijk is, wordt de onderste laag vloeistof spoedig bruinachtig gekleurd , en eindelijk bijna zwart; was slechts eene geringe hoeveelheid raapolie aanwezig, zoo ontstaat eene duidelijk zwartbruine kleuring eerst na verloop van 12 uren, In beide gevallen treedt de reactie regt duidelijk te voorschijn na dat de aether verdampt is. Olijfolie, amandelolie , papaverolie noch sesamolie vertoonden een dergelijk verschijnsel en zelfs had dit geene plaats met de vette mosterdolie, daar de schrijver eerst vermoedde, dat deze reactie , welke gedeeltelijk van het zwavelgehalte der raapolie kon afkomstig zijn, aan alle vette oliën uit de familie der Cruciferae eigen zou zijn. (Polytechnisch Centralblatt 1861. S. 1229.) Over de stijfselpapvorming bij verschillende amylumsoorten; door Ed. Lippmann. Ten einde de temperatuur te bepalen, bij welke de verschillende amylum-soorten in stijfselpap overgaan, heeft de schrijver met water aangeroerd amylum langzamerhand met verhooging van 1 tot 2,5° verhit en gedurig onder het mikroskoop onderzocht. Uit deze waarnemingen zijnde volgende temperaturen voor de stijfselpapvorming verkregen. A. Duidelijk opzwellen. B. Begin der stijfselpapvorming. C. Stijfselpapvorming. A. B. C. Amylum van Hogge 45,0° 50,0° 55,0° „ Maïs 50,0 55,0 62,5
31