verdampte door water voortdurend vervangen. Het zich hierbij ontwikkelen van zoutzuur-dampen, wordt weldra niet meer bemerkt. (Reactie op lakmoespapier en ammonia) en nogtans blijft de oplossing helder, zonder iets onoplosbaars af te zetten. Het oplosmiddel, zoutzuur, is verwijderd en water als oplosmiddel inde plaats getreden. Wij moeten dus met een ander ligchaam te doen hebben dan phosph. calcie. tribas., daar dit toch in water onoplosbaar is. Door verdere verdamping brengen wij thans deze vloeistof tot stroopdikte en hebben zich aan de wanden van het uitdampschaaltje kristalkorsten afgezet, die echter in water terstond weder oplossen. Wij zetten de uitdamping voort, onder voortdurend omroeren bij al lagere en lagere temperatuur, tot alles in eene kneedbare massa is veranderd. Hier is thans geene sprake meer van aanwezigheid van zoutzuur , ten minste genoegzaam, om later door bijvoeging van water, weder het phosphaat op te lossen en toch lost alles terstond weder in water op. De deegaehtige massa aan de lucht blootgesteld, vervloeit weldra gedeeltelijk, terwijl er korrelachtige kristallen achterblijven , die toch in water oplosbaar zijn. Ook aan deze eigenschappen herkennen wijden phosphas calcicus niet. Bij deze uitdrooging, van welker voorzigtige uitvoering het welgelukken der proef afhangt, wordt geenejjontwikkeling van zoutzuur bemerkt. Wordt echter de temperatuur iets verhoogd, zoodra de massa drooger wordt, dan ontwikkelt zich voortdurend zoutzuur, en bij grooter hitte houdt later het verschijnen van zoutzuur-dampen op en een in water onoplosbaar poeder blijft achter, dit blijkt bij onderzoek het gebruikte phosphorzuurzout te zijn. Verwijderen wij het oplosmiddel door het met ammonia te neutraliseren, dan zal, zoo lang er zoutzuur in overvloed
3