deeling Ziekengelden sloot met een nadeelig saldo van ƒ 2.240,82, de Afdeeling Gelden bij overlijden daarentegen met een voordeelig saldo van ƒ2.658,67. De reservekas bedroeg op 31 December 1875 ƒ 249.380,18. Door het gering nadeelig saldo in 1876 eenigszins gereduceerd, sloot zij op 81 December 1876 met de aanzienlijke som van ƒ 248.876,37. De Geneeskundige Commissie, die met den Raad van toezicht het Bestuur uitmaakt, bestaat uit 8 geneeskundigen en 4 apothekers. Het aantal werkende deelnemers bedroeg op l Januari 1877 het cijfer van 138, namelijk 73 geneeskundigen en 65 apothekers. Voor honorarium aan geneesheeren, heelmeesters en heel- en vroedmeesters werd in 187 6 uitbetaald ƒ 65.057,20. Er werden gereed gemaakt 882,599 recepten, hetwelk over het gemiddeld aantal leden en kinderen ten getale van 48,157s'/52, per lid en kind tezamen 7,9 recept bedraagt. De gemiddelde onkosten, namelijk de schadeloosstelling voor geneesmiddelen, met inbegrip van de onkosten aan de aflevering verbonden, bedroegen gemiddeld voor elk voorschrift 184-7ieo cents, hetwelk in het geheel uitmaakt ƒ 51.357,33. Verder werd aan de apothekers een honorarium uitbetaald ten bedrage van t 39.034.32, dat is voor elk recept lü2°/io0 cents. In hel geheel ontvingen dus de apothekers ƒ 90.391,65, dat is ruim22535 cents per recept. De cijfers zijn allen welsprekend genoeg, dan dat eenige nadere opmerkingen van onze zijde noodig geacht kunnen worden. Mijnheer de Redacteur ! Ten gevolge der Amsterdamsche Ziekenfondskwestie welke ik thans geheel laat rusten zijn vele pennen in beweging gebraeht. Eene der vele op- of aanmerkingen, die hierna gemaakt zijn, kan ik niet zonder protest laten rusten. Het is een stukje van den heer Henri J. Thomon, voorkomende in het N. v.d. B, d.d. 8 Sept. 1.1. Dat stukje toch is hatelijk voor Collega’s, vroegere patroons van genoemden, ja zelfs meer dan dat. Men oordeele zelf. De eerste zin luidt: //De ondergeteekende, in verschillende Apotheken werkzaam //geweest zijnde, gelooft niet, dat het knoeijen der H.H. (sic!) //Apothekers verbonden aan ziekenbussen ophouden zal, zoo//lang die bussen zullen bestaan” enz. Twee gevallen zijn hier mogelijk. De heer Thomon spreekt waarheid, en in dat geval heeft hij al dien tijd mede geprofiteerd van het door knoeierij verdiende; of hij spreekt onwaarheid; derhalve lastert hij. Dit laatste nu is, naar mijne overtuiging het geval, omdat genoemde heer T. o. a. hier ter stede bij een paar collega’s is werkzaam geweest, wier namen een te goeden klank op Pharmaceutisch gebied hebben dan dat die te bezoedelen waren dooreen gewezen adsistent van hen. Hoogachtend Uw dw. dienaar, Amsterdam, 26 Sept. 77. H. Hempenius, Apotheker. PHOSPHAS CALCICUS. De behandeling van dit onderwerp door den heer Stoeder en mij, voorkomende in No. 38 en 39 van den vorigen Jaargang, blijkt ook in het buitenland de aandacht getrokken te hebben. Prof. Dragendorff te Dorpat zond mij een Separatabdruck der Pharmaceutische Zeitschrift für Russland, behelzende een artikel //Ueber Calcaria phosphorica” door den Magister der Pharmacie E. Hirschsohn. De bewerking van dit artikel was het gevolg eener bespreking van den heer Jordan met Prof Dragendorff over de ongelijke voorschriften voor het praeparaat met betrekking tot de Internationale Pharmacopoea. De proeven werden genomen met het doel om eene methode te vinden, volgens welke telkens een gelijk praeparaat verkregen wordt en wel een I°. constant van samenstelling, 2°. kristallijn. 3°. gemakkelijk oplosbaar in verdunde zuren, voornamelijk in verdund chloorwaterstofzuur van de aciditeit van het maagsap, 4°. in voldoende hoeveelheid. Na te hebben medegedeeld, dat uit den arbeid van den heer S. en mij voldoende gebleken was, hoe men bij de bereiding van het praeparaat uit beenderen slechts een eenigermate bevredigend resultaat verkrijgt, wanneer men eene sterk verdunde oplossing in chloorwaterstofzuur met zooveel ammonia liquida
neerslaat, dat er juist eene zwakke alcalische reactie verkregen is, acht de schrijver het onnoodig de proeven te vermelden, die hij zelf met gebrande beenderen heeft genomen. //Es geniigt anzugeben,” zegt hij, //dass ich namentlich die von Opwyrda geraachten Beobachtungen bestatigen kann.” Hij houdt zich dadelijk bezig met de beschrijving der praecipitatie uit chloorcalcium en phosphas natrioua, die ook door ons aangeprezen is. Zijn verlangen is dus om het eenmaal-zuur zout of' het calciumhydrophosphaat te verkrijgen, waaraan ik wegens consequentie met de andere calciumphosphaten de formule Ca2 H2 (P04)2 geef, terwijl de Schrijver der verhandeling even als de heer Stoeder haar op de helft: Ca H P04 stelt. Door onderscheidene proeven is den Schrijver gebleken : I°. dat een goede Phosphas calcicus voor therapeutisch doel slechts verkregen wordt door praecipitatie bij overvloed van chloorcalcium; 2°. dat het niet wel mogelijk is veel meer dan de helft van het in bewerking genomen calcium als phosphaat weder terug te krijgen; b°. dat men echter, indien men a. phosphas natricus inde hoeveelheid noodig voor het verkrijgen eener neutrale reactie aanwendt, b. den phosphas natricus niet te langzaam inde oplossing van het chloorcalcium giet, c. bij de gewone temperatuur werkt, dadelijk na de praecipitatie filtreert en uitwascht, bij niet te hooge temperatuur (30°—40° C) droogt (in het vaouum te drogen is echter niet noodig), niet slechts bijna al den phosphas natricus in werking brengt, maar ook een praeparaat verkrijgt, hetwelk aan al de boven opgenoemde eigenschappen beantwoordt. De verhouding van 100 deelen watervrij chloorcalcium en 187 deelen gekristalliseerde phosphas natricus {= Na„ H P04 +l2 H« O) is door den schrijver in het bijzonder aanbevolen; het chloorcalcium wordt in 3—4 gewiohtsdeelen water, de phosphas natricus in ongeveer 30 gewichtsdeelen water opgelost, alvorens men de zouten bijeenbrengt. Het praecipitaat uit 100 gram chloorcalcium met 187 gram phosphas natricus bedraagt na het drogen in het luchtledige boven zwavelzuur 225 gram. Bij 80—90° C. gedroogd had het de samenstelling: Ca2 H2 (PO4)» +24 H2 O (of Ca H P04 +l2 HüO); na ‘ verhitting tot 110° C. de samenstelling Ca- H (P04)„ +4H- O (of Ca H P04 +2 H2 O). Na gloeiing werd met zilvernitraat geen gele kleur waargenomen (dus was geen Ca3 (P04)2 aanwezig). Bij koking met water verkreeg dit eene zure reactie. 1 Deel vereischte ter oplossing 140 deelen vaneen vijfpercentig, daarentegen 220 deelen vaneen 49 percentig azijnzuur, maar slechts 70 deelen vaneen 0,3 percentig chloorwaterstofzuur, hetwelk eenigermate met de aciditeit van het maagsap overeenstemt. Het praeparaat, op de beschreven wijze verkregen, is steeds van gelijken aard, uiterst los, zoodat 70 gram een fleschje van 180 gram inhoud vullen, gemakkelijk oplosbaar in chloorwaterstofzuurhoudend water, gemakkelijk af te filtreeren en uitte wasschen en werd bij elke herhaling der proef volkomen gelijk in qualiteit en quantiteit verkregen. Ook de opbrengst is bevredigend, dewijl al de phosphas natricus blijkt in werking geweest te zijn. De schrijver meent, dat men dit voorschrift met volle recht kan aanbevelen tot het opnemen inde Pharmacopoeën. Uit eene oplossing van den gepraecipiteerden phosphas calcicus in azijnzuur kan door middel van spiritus het praeparaat zeer fraai verkregen worden, maar het verdient overigens geen voorkeur boven het langs den opgegeven weg bereide, en de bereiding wordt daardoor noodeloos kostbaarder. Onvoldoende bleken verder praecipitaties uit chloorcalcium door bijvoeging van phosphas natricus tot zure reactie; verder door langzame bijvoeging der oplossing van chloorcalcium bij die van phosphas natricus; eindelijk praecipitatie bij verhoogde temperatuur. Twee ons door Prof. Dragendorff toegezonden Dissertaties tot het verkrijgen van den graad van Magister der Fharmacie in Rusland behandelen onderwerpen uit het gebied der pharmacognosie in uitgebreiden zin. De eene (van Ferdinand Otten, 1876) behelst een vergelijkend histiologisch onderzoek der Sassaparillen uit de pharmacognostische verzameling van het pharmaceutisch Instituut te Dorpat, benevens eene bijdrage tot de chemische kennis dezer