tot le kl. bevorderd; zooals ieder in ’t naamregister der Nederlandsche officieren zien kan. Hoe ’t met de juistheid der overige cijfers is heb ik niet onderzocht. Dat er nu één of meer voorbeelden van slechte promotie voorkomen is echter geen reden om het cijfer 15 in het algemeen vast te stellen, evenmin als ik zal beweren dat men na 11 jaar majoor wordt, omdat zulks met den milit. apotheker Scharlée zaliger gedachtenis —is geschied. De apothekers, die inde laatste jaren den dienst verlieten, waren ook tusschen de 8 en 10 jaren le klasse. Men gave echter den moed niet op! De meeste jongere pharmaceuten verdienen een beter vooruitzicht. Als de bovengenoemde dienstverbetering spoedig tot stand kwame, waren wij allen gered. En verandering zal er wel komen. Promotie is op til. Pas heeft een eerste kl. verlof bekomen, die zeer vermoedelijk niet terug zal gaan; spoedig wordt een tweede met pensioen verwacht en wordt voor zeker gehouden, dat eender hoofdofficieren weldra den dienst zal verlaten. Men kan echter, als er redenen van ontevredenheid zijn en men de noodige kennis bezit, wat anders beginnen, evenals vroegere collega’s, bijv. de heeren Rost van Tonningen, voorheen mil. apotheker 3e kl., later landbouwscheikundige en eindelijk de vertegenwoordiger van de Billiton-Maatschappij te Batavia. Maijer, die als le Laborant gepensioneerd werd en sedert lang eene administratieve betrekking op Billiton bekleedt. Van Gorkum, die als 2e kl. den dienst verliet en thans hoofdinspecteur der kinaondernemingen is. Bernelot Moens, van apotheker le kl. als chemicus bij de kinacultuur overgegaan en thans chef dier cultuur. L. J. J. Michielsen, als 2e klasse den mil. dienst verlatende en overgegaan in civielen, waar hij spoedig opklom en in weinige jaren tot eene aanzienlijke betrekking, ik meen bij de directie van financiën, gestegen is. Wel is waar zijn die heeren om hunne bekwaamheden bekend; maar wie zal tegenspreken dat onder de tegenwoordige oudere en jongere pharmaceuten ook menschen van veel kennis en bekwaamheid gevonden worden. Ik zou nog collega’s kunnen noemen, die hunne militaire betrekking verwisseld hebben tegen die van translateur, tabakshandelaar of particulier apotheker. In ieder geval is ’t duidelijk genoeg aangewezen, dat de mil. apotheker niet noodzakelijk in zijne betrekking behoeft te blijven, maar ook in andere diensten, die met de pharmaoie niets gemeen hebben, goed geplaatst is. Dat de plantaardige geneesmiddelen, althans vroeger, minder goed waren, laat zich niet tegenspreken; doch in dc.laatste jaren is dat verbeterd. Meermalen klaagden vooral de jongere officieren van gezondheid in Indië over de chirurg, instrumenten. Nogthans heb ik verscheidenen hunner in Nederland ontmoet, die van de vroegere meening afzagen, nu ze de Instrumenten inde Nederlandsche militaire ziekeninrichtingen, hadden aanschouwd. Van de ondeugd der Utensilien heb ik nooit last gehad, evenmin ondervonden dat de verpakking onnauwkeurig was, hoewel ik bijna steeds zelfstandig geplaatst was en daarbij dus belang had. Dat de studie te Utrecht niet altijd doelmatig is, heb ik dikwijls ondervonden. Te weinig verblijf inde apotheek is grootendeels de oorzaak en een staatsexamen zou ook daarom de voorkeur verdienen, omdat daarbij een verblijf van minstens 3 jaren inde apotheek geëischt wordt. Dat men weldra zich met eene sjerp zal mogen verblijden, laat zich aanzien. Beter ware het de militaire kleeding, als een nutteloos pakje, geheel af te schaffen. Slamat. (Uit het Paleis van Justitie van 25 Juni.) AERONDISSEMENTS-RECHTBANK TE AMSTERDAM. Kwakzalverijen. Zitting van 31 Juni 187 7. I. Onbevoegd uitoefenen der artsenijbereidkunst. Welk een kolossalen om vang de handel in geheime geneesmiddelen bezit, kan moeilijk worden gecontroleerd. Slechts nu en dan komt de statistiek er achter, doch dan verrast zij ons ook met cijfers, als men schier onmogelijk zou hebben geacht. De fabrikanten der Holloway-pillen, Macasser-olie, Malz-extract, Airy’s natuurgeneesmiddelen enz. zetten jaarlijks millioenen om, en fabelaohtig zijnde kosten, welke zij alleen aan advertentiën besteden. Een groot deel van het // beschaafd” publiek moet in die middelen dus nog steeds heil zien, en daaraan de voorkeur

schenken boven de gewettigde geneeskunde, wier grootste beoefenaren dan ook, helaas, openhartig moeten erkennen, dat hun wetenschap nog bitter weinig vermag. In enkele landen is de uitoefening der genees- en artsenijbereidkunst vrij: ieder kan zich, zonder voorafgaand staatsonderzoek, op die //vakken” toeleggen. Bij ons daarentegen is dit, gelijk men weet, anders. Alleen zij, die aan zekere voorwaarden voldoen, hebben het recht, zich als artsen en apothekers te vestigen. Die voorwaarden zijn omschreven in het samenstel van verordeningen, welke men inden regel de geneeskundige wetten noemt. Dat die wetten niet straffeloos worden overtreden, daarvoor waakt het geneeskundig staatstoezicht, en ofschoon de ontdekking dikwerf moeielijk is, toch komen herhaaldelijk inde dagbladen berichten voor van vervolgingen en veroordeelingen. Ook te Amsterdam. Op de maandelijksche Donderdagen, bestemd tot het behandelen van overtreding van speciale wetten, zijn ze niet zeldzaam. Ongelukkig is doorgaans op die dagen de publieke tribune het minst bevolkt, en zoo gaande nutte lessen, die vooral de vrouw uit het volk er kon opdoen, verloren. Wij zullen trachten, dat gebrek zooveel mogelijk aan te vullen. Volgens art. 34 der Wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst (van 1 Juni 1865, Stil. N°. 61) behouden o. a. de oude //drogisten” de bevoegdheid, die zij bij het invoeren dezer wet hadden. Groot echter is die bevoegdheid niet. Behalve door de apothekers en geneeskundigen, tot het afieveren van geneesmiddelen bevoegd, mogen die geneesmiddelen niet worden verkocht beneden de hoeveelheid, door den minister bij bijzondere beschikkingen aan te wijzen. Eene zoodanige beschikking is die van 15 Juli 1873 (St.-Ct. N°. 178). Volgens lijst C dier resolutie, mag o. a. het Brometum Kalicum, buiten de apotheek, in geen geringer hoeveelheid worden verkocht, dan 100 gram. Wat was er nu geschied? Den 11 Mei jl. had de heer Cléban, drogist alhier, iemand een fleschje pillen geleverd tegen vallende ziekte, zenuwlijden, krampen, enz. Hetzelfde was met iemand anders geschied. Het feit was ter kennis van de justitie gebracht, het verkochte onderzocht, en alsnu bevonden, dat zich daarin o. a. bevond broomkalium, tot eene hoeveelheid van 3 gram. Ter terechtzitting werden de feiten behoorlijk geconstateerd, De beklaagde ontkende den verkoop niet, de koopers bevestigden dien, en de apothekers A. Polak en W. Stoeder, die het mengsel onderzocht hadden, als deskundigen gehoord, verklaarden dat het verboden zout in bedoelde hoeveelheid bij de pillen was gevonden. Over de juistheid dier laatste bewering ondervraagd, zegt de beklaagde: //Wat er in is, weet ik niet. Ik maak ze niet zelf.” Voorzitter: //Wat hebt gij te uwer verdediging in het midden te brengen P” Beklaagde (een papier voor den dag halende) ; //Is aan mij het woord ?” Voorz.: //Het woord is aan u.” Bekl. : //Ik wensch, met uw verlof, mijnheer de voorzitter, een en ander te mijner verdediging in het midden te brengen. Het zal nu ongeveer tien jaren geleden zijn, althans na de invoering der geneeskundige wetten, dat ik eveneens werd vervolgd wegens het onbevoegd afleveren van geneesmiddelen. Destijds had ik Eedlinger-pillen verkocht. Ik werd echter vrijgesproken van alle rechtsvervolging. Men nam daarbij te mijner ontschuldiging aan, dat ik de middelen alleen in depot heb, en de samenstelling niet ken. »Die uitspraak deed me op den ingeslagen weg voortgaan. Ik dacht: als ik vrijgesproken word, ben ik toch blijkbaar in mijn recht. En waarom vervolgt men mij thans opnieuw voor hetzelfde feit en zou men mij nu willen straffen ? //Voorts was en ben ik onbekend met de samenstelling der geneesmiddelen, die ik sinds jaar en dag publiek in mijn winkel verkoop. Nooit werd mij dat verboden. Nooit zelfs ontving ik een waarschuwing. Ik was dus letterlijk verrast, toen ik gedagvaard werd! //In mijn overtuiging, dat ik niets misdreef, werd ik nog versterkt door de Pharm. Cl., die kort geleden meedeelde, dat verschillende winkeliers geattaqueerd waren wegens den verkoop

19 Diploma verkregen; WEESP. APOTHEKERS. A. F. Lingius .... Amsterdam 31 Maart 1842. 3. W. Vos Haarlem 26 Maart 1842. WESTSTELLINGWEEP. (WOLYEGA.) APOTHEKER. R. Dijkstra Groningen 9 Juni 1855. WILDEEVANK. APOTHEKER. N. van Duinen .... Utrecht 23 Dec. 1869. WINSCHOTEN. APOTHEKERS. H. Busseher Groningen 23 Sept. 1837. G. Engels Mellema. . . » 24 Maart 1842. K. Groeneveld Gz. , . . „ 11 Maart 1854. E. Groeneveld Volkers . u 12 Juni 1852. A. E. Stheeman. ... n 19 Dec. 1836. WOEEDEN, APOTHEKERS. H. W. Baelde . . . ’sHertogenhoschl4 Oct. 1840. H. van Loon van Iterson ’s Gravenhage 1 Dec. 1835. W. van Selms .... » 3 April 1850. WONSEEADEEL. (makktjm.) APOTHEKERS. J. B. de Boer .... Leeuwarden 27 Aug. 1841. J. W. van Dijk. . . . Zwolle 9 Juli 1857 en Dordrecht 25 Sept. 1861. WOEKUM. APOTHEKERS. S. Hiemstra Leeuwarden 12 April 1843. J. Meijer. ..... Groningen 7 Juli 1822. F. Visser Leeuwarden 7 Juli 1841. WOEMEEYEEE. APOTHEKERS. J. W. Bakker, eervol ontslagen milit. apotheker 2de kl. bij het 0.-I. leger. Koninkl. Besluit 1 Juni 1867. T. M. B. van Marle . . Zwolle 8 Maart 1860. DROGIST, G. Groot Dordrecht 6 Oct. 1841 WIJK BIJ DUUESTEDE. APOTHEKER. J. J. A, Verbeek . . . Utrecht 18 Sept. 1834. DROGIST. J. D. Hattink .... Amsterdam 1845. WIJMBRITSEEADEEL. (NIEUWE AND.) APOTHEKER. W. Beekhuis. .... Leeuwarden 16 Dec. 1844. ZAANDAM APOTHEKERS. A. van der Boon Ezn. . Amsterdam 6 Mei 1850. J. W. Cloots .... Haarlem 5 Dec. 1844. P. van Heijnsbergen . , » 17Pebr. 1864. A. F. Henrij .... Middelburg 13 Juli 1829. G. van Holk Groningen 10 Nov. 1851. J. B. Leenard .... Haarlem 24 Nov. 1843. H. Schott ’s Gravenhage 4 Mei 1847. G. Trans ...... Haarlem 29 Juli 1840. ZEIST. APOTHEKERS. J. A. J. Guldensteeden Egeling’s Gravenhage 8 Aug. 1835. en Utrecht 19 Mei 1836. C. Guldensteeden Egeling Utrecht 22 Dec. 1869. (Gezamenlijk onder de firma Guldensteeden Egeling & Zoon.) W. C. Holm .... » 1856. (Firma Kraepelieu en Holm.)