oude gewicht van gedistilleerd water aangeefl. Deze cilinders kunnen dienen om de vloeistoffen in af te wegen, hetwelk veel meer zekerheid bij de receptuur oplevert dan het afwegen, vooral van kleine hoeveelheden, inde medicijnflesch. Bovendien zullen wij reeds spoedig, bijv. bij colaturen, benaderend het punt leeren kennen, tot hetwelk eene zekere hoeveelheid bijv. eener colatunr inden cilinder reikt. Men verzoekt ons ingevolge de hieronder beschreven feiten een paar vragen te plaatsen betreffende het onderzoek op het cyaangehalte der aqua laurocerasi. Een fabrikant ontving klachten overeen te gering gehalte van HCy indoor hem afgeleverde aqua laurocerasi. Overtuigd het water op 10,5 C. C. liquor cyanometricus te hebben afgeleverd, bracht hij tot nadere overtuiging bij zijn dient een bezoek en het bleek hem hierbij, dat er groot verschil bestond tusschen de wijze van bepaling door den dient en door hem zelven toegepast. De dient had zich namelijk geheel aan het voorschrift van het Eotterdamsoh Supplement gehouden en, zooals daar trouwens zeer onbepaald opgegeven wordt, eenige droppels oplossing van hydras kalicus genomen. De fabrikant, door de ondervinding geleerd, nam steeds op % med. once aqua laurocerasi ongeveer 1 drachme solutie hydratis kalioi, die 20 a 25°/0 drogen hydras kalicus bevat. De fabrikant had namelijk reeds lang opgemerkt, dat, wanneer slechts weinig KHO wordt bij gevoegd, het gevormde praecipitaat of liever de lichte troebeling verdwijnt door bijvoeging eener nieuwe hoeveelheid KHO. Hij nam thans de volgende proef. Er werden twee vloeistoffen bereid: 11 once aqua laurocerasi I°. < 1 drachme solutio hydratis kalici 20% 'lO C. C. liquor cyanometricus. 611 ( f once aqua destillata 2°jl drachme solutio hydratis kalici 20% ( 3 droppels liquor cyanometricus. De zeer geringe troebeling bij het Iste vocht verdween na bijvoeging van j drachme solutio hydratis kalici, en er konden nog ongeveer 2 C. C. proefvocht worden bijgevoegd, eer dat de troebeling constant bleef. Bij het 2de vocht bracht | drachme solutio hydratis kalici geen de minste verandering te weeg. Ingevolge dit onderzoek worden de volgende 2 vragen voorgesteld: I°. Kan de bekende eigenschap van oleum laurocerasi, om uit aqua laurocerasi HCy op te nemen (opmerking van Jacobson) het toevoegen van veel hydras kalicus noodig maken ? 2°. In hoever moet met het oog op bovenstaande feiten het voorschrift van het Supplement tot titreering van aqua laurocerasi gewijzigd worden? Weled. heer, In het laatste nommer van het Pharmaceutisch weekblad lazen wij uw artikel betreffende //Condurango,” en ook uw noot, den naam van het artikel betreffende. De reden, waarom wij in onze advertentiën en circulaires //Cundurango” in plaats van //Condurango” geschreven hebben, is alleen op grond, dat wij op de prijscouranten en inde prijsaanbiedingen van de meeste der voornaamste buitenlandsohe huizen de eerste //o” dooreen //u” vervangen zagen, en wij hunne spelling navolgden, daar voor ons die firma’s gelden. Ten overvloede hadden een paar hunne aanbiedingen zoodanig ingericht, dat zij eerst //Cundurango” schreven, en daarna tusschen

Itwee haakjes (//Condurango”). Wij vertrouwen daaruit ook nog te mogen afleiden, dat beide namen, of beter gezegd beide spellingen, recht van bestaan hebben. Wij nemende vrijheid u een bericht, hetwelk wij omtrent dit artikel ontvangen hebben, te doen toekomen, luidende als volgt; //Cundurango” beteekent inde Guichua //groot geneesmiddel tegen de Cundor,” behoort tot de slingerplanten en groeit inde Andes inde provincie Loxa Ecuador op eene hoogte van 4 a 5000 voet. Zij behoort tot de familie der Asclepiadaceae. De bladen, bloemen, maar vooral de vruchtdoozen gelijken op de gewone Wolfsmelk (Asclepias syriaca), die bekend is als een altereerend geneesmiddel. Er zijn verschillende soorten van Cundurango ; echter zijn er nog slechts drie inden handel gebracht: 10. Mataperro (Hondendooder), de ware Cundurangobast, die zich van de andere variëteiten onderscheidt, doordien bij de doorsnede eene gele hars zichtbaar wordt, welke bij de andere soorten ontbreekt. 20. Tumbo grande (Groote vrucht); 130. Tumbo chico (Kleine vrucht); beiden zonder altereerende eigenschappen. In Peru wordt de bast tegen rheumatiek en syphilis reeds sedert vele jaren, doch eerst inden laatsten tijd tegen kanker gebruikt, en in decoct of poedervorm ingenomen. De proeven, alleen met de echte Mata perro genomen bij kankerlijdenden, hebben gunstige resultaten opgeleverd. Het decoct, 1 pond op 1 bouteille, wordt dagelijks in hoeveelheden van 30—40 gram genomen. De pillen in hoeveelheden van 240—400 milligram. Met de opname hiervan in uw veelgelezen blad zult u zeer verplichten enz. Arnhem, Gebrs. Marics. 21 December 1871. Het bericht, voorkomende in eenige wetenschappelijke bladen, dat Broughton zuiver phenylzuur heeft geïsoleerd uit Andromeda Leschenaultii (ook door ons overgenomen in No. 23) heeft al dadelijk de opmerkzaamheid getrokken van Ilr. de Vrij. De naam van Broughton was hem tot waar>org, dat werkelijk phenylzuur verkregen was, maar liet minder was hij overtuigd, dat de gevolgtrekking, die nen uit het bericht zou kunnen maken, namelijk alsof tit zuur qua ialis in die plant aanwezig zou zijn, geleel onjuist moest zijn. In het Pharmaceutical Journal cwam hem dan ook spoedig de waarheid onder het oog. Broughton verkreeg namelijk uit genoemde plant door listillatie met water eene aetheerische olie, die bij ondersoek bleek identisch te zijn met de wintergreenoil of ie aetheerische olie van Gaultheria procumbens. Deze olie bestaat grootendeels uit salicylas methylicus (salicylzure-methylaether), waaruit gemakkelijk salicylzuur verkregen kan worden, Salicylzuur wordt bij verhitting met bijtende kalk ontleed in phenylzuur en koolzuur, welk laatste met de kalk verbonden blijft, terwijl het phenylzuur bij distillatie overkomt. Bijgevolg is d& Andromeda Leschenaultii eene indirecte bron van phenylzuur. Bij de vermelding dezer bijzonderheden in Haaxman’s tijdschrift voegt de Vrij nog eene eigen ondervinding uit den tijd, toen hij op Java verkeerde. Op de vulkanische bergtoppen aldaar vindt men groote hoeveelheden van Gaultheria leucocarpa en G. punclata. Toen de Vrij zich tegen het einde van 1859 op den Goenong Patoea bevond, herinnerde hem de reuk der bladen van beide genoemde planten aan de wintergreenoil en hij ’v