galluszuur: C, H6 05 zuiver looizuur: Cl3 Hlo 09 !CO. OH f CO. OH OH ) OH OH °5 ) OH OH ( O OH C 6 Ho OH CO. OH Schiff heeft dit zuiver looizuur verkregen uit galluszuur door de volgende behandeling. Hij vermengde goed gezuiverd en goed gekristalliseerd, bij 110° C. gedroogd galluszuur met phosphoroxychloride (P Cl3 O) tot de consistentie eener emulsie en verhitte in het waterbad eerst tot 100° C., later in het oliebad tot 120° C. Er had in den beginne rijkelijke ontwikkeling van H Cl plaats, die later ophield. Het galluszuur was ineen geel poeder veranderd, hetwelk door decantatie meermalen met watervrijen aether werd afgewasschen. De aether werd van het teruggeblevene door zachte verwarming verwijderd en alsdan in weinig water opgelost. Na 12 uren verzamelde zich op den bodem eene kristallisatie van onveranderd gebleven galluszuur (omstreeks 10 proc. van de aangewende hoeveelheid). Na verzadiging der daarvan afgegoten geelroode oplossing met tot poeder gebracht keukenzout, werd de gehcele massa vast. Indien meer keukenzout werd bijgevoegd, pakte zich de neergeslagen massa tot eene harsachtige massa samen, waarvan het grootste gedeelte der zoutoplossing afgegoten kon worden. Er werd nogmaals met zoutoplossing afgewasschen, de harsmassa onder de luchtpomp volkomen uitgedroogd, tot afscheiding van het keukenzout ineen weinig absoluten wijngeest opgelost, bij de alcoholische oplossing een veel grooter volumen aether gevoegd, gefiltreerd, de aether afgedistilleerd en het amorphe residu in het luchtledige gedroogd. Het als een vernis ingedroogde, een wei nig gekleurde overblijfsel vertoonde alle reacties, physische eigenschappen, smaak, oplosbaarheid enz., die men als kenmerken voor het looizuur opgeeft. Het is volgens Schift het eerste volkomen suikervrije looizuur. Door koking met zoutzuur werd het geheel in gekristalliseerd galluszuur en dit ten tweeden male in looizuur overgebracht. De schijnbare tegenspraak met vroegere resultaten, waaruit de glucoside-aard van het looizuur werd afgeleid, wordt weggenomen door de stelling, dat in het looizuur hetwelk door de planten wordt geleverd, nog altijd eene verbinding aanwezig is, die zeer waarschijnlijk een zeer licht ontleedbaar gluooside vaneen pyrogalluszuur is. Daardoor is men gekomen tot de gewoonlijk aangenomen formule voor het looizuur: C2r H22 Oi7. Het minst gezuiverde looizuur zou alsdan in therapeutisch opzicht het zuiverst zijn. GELATINAE MEDICATAE IN LAMELLIS. Deze artsenij vorm, die voor een paar jaar door Prof. Almèn te Upsala is ingevoerd, bestaat uit in water opgeloste lijm, glycerine en het geneesmiddel, hetwelk vooraf in glycerine opgelost of met gummi arabicum of tragacanth geëmulgeerd is. Yoor de bereiding dezer lamellen worden 6 gram lijm overgoten met 230 tot 260 C. C. water en eene hoeveelheid glycerine, die voor elke soort van gelatine variëert, en onder aanwending van warmte daarin opgelost, waarna men het geneesmiddel, nauwkeurig afgewogen, bijvoegt en door omroeren tot oplossing brengt of verdeelt. Is de oplossing bekoeld, totdat zij lauwwarm is geworden, dan giet men haar op den nauwkeurig ho-

rizontaal geplaatsten toestel. Deze toestel bestaat uit eene gewone schiefertafel met gelijke oppervlakte en bouten lijst. In deze tafel zijn met bebulp vaneen vijl en vaneen lineaal 300 vierkanten van gelijke grootte gegraveerd. De tafel wordt vooraf met talg bestreken. Men laat de opgegoten oplossing op de tafel bekoelen en drogen, waarna men de gelatine wegneemt, inden regel na 24 uren. De aldus verkregen gelatine is zoo dun als papier, met eene als spiegel glanzende bovenvlakte, terwijl de benedenvlakte eenigszins mat is. De talg, die aan de benedenvlakte vastheoht, wordt door bestrijking met benzol opgelost en deze later droog afgewischt. De gelatine neemt dan geen reuk of smaak van het benzol en ook niet van de talg aan. Is de gelatine goed bereid, dan zijn alle afzonderlijke vierkanten éven zwaar. Bij minder zorgvuldige bereiding komen echter meermalen afwijkingen voor, die in vele gevallen in het geheel niet onschadelijk zijn. Almèn geeft voorschriften voor gelatina acetatis morphici, tartratis kalico-stibici, acetatis plumbici, sulphatis cuprici, sulphatis ferrosi, opii, extracti opii, belladonnae, hyoscyami, colocynthidis, pulveris radicis ipecacuanhae, infusionis ipecacuanhae, pulveris Doveri, calomelanos, infusionis digitalis en van vele andere stollen. Verder worden voorschriften gegeven voor gelatinen tot plaatselijke aanwending op het oog, zooals gelatina sulphatis atropinici en extracti physostigmatis, eindelijk tot uitwendige applicatie op de huid, zooals gelatina sinapinata en cantharidum. Ineen volgend nommer deelen wij eenige dezer voorschriften mede. ONDERZOEK VAN HET OFFICINALE HABSBENZOëZUDE. Het officinale benzoëzuur is alleen dat, hetwelk uit de hars wordt afgescheiden, en alle therapeutische proeven en ervaringen hebben enkel op dit benzoëzuur betrekking. Het is tot heden nog niet onderzocht, of het benzoëzuur uit het hippuurzuur en uit de urine dezelfde physiologische waarde heeft, en hoewel het voldoende geconstateerd is, dat in scheikundige samenstelling het benzoëzuur uit urine en uit hippuurzuur overeenkomt met het benzoëzuur uit hars, zoo ligt er toch nog twijfel aan, of zij geheel identisch zijn. Er bestaat althans onderscheid inde oplosbaarheid der zouten in water en wijngeest, ook in hunne verhouding tegenover permanganas kalicus. Hager heeft het urinebenzoëzuur uit den handel aan kalk en loodoxyde gebonden, uit deze verbindingen afgescheiden en meermalen omgekristalliseerd en eindelijk ook gesublimeerd, maar de verhouding tegenover den kameleon bleef dezelfde. Nu is het echter geen zeldzaamheid, dat het urinebenzoëzuur onder het officinale harsbenzoëzuur wordt gemengd, of met benzoë gemengd aan de sublimatie wordt onderworpen en als harsbenzoëzuur inden handel gebracht. Om dit te onderzoeken, gaat men volgens Hager op de volgende wijze te werk. Eene hoeveelheid van omstreeks 150 milligram van het te onderzoeken benzoëzuur wordt in eene reageerbuis met 6 8 C. C. gedistilleerd water overgoten, omgeschud en hierbij zooveel eener oplossing van permanganaat kalicus gevoegd, dat de vloeistof geheel violet, maar nog doorzichtig is. Bij harsbenzoëzuur, zoowel het gekristalliseerde als het kleurlooze gesublimeerde, verschijnt binnen 5 minuten geene kleurverandering (zuiver gekristalliseerd harsbenzoëzuur ontleedt het permanganaat onder dezelfde verhoudingen volstrekt niet), bij urinebenzoëzuur gaat de violette kleur van het permanganaat spoedig in frambozenrood over. Bij zuiver harsbenzoë-