PHARMACELTISCH WEEKBLAD

VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J. OPWIIRDA, Apotheker te Nijmegen.

Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang, franco per post, ƒ 4.50.

Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien, gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur te Nijmegen vóór Woensdag.

Prijs der Advertentiën: van 1 tot 6 regels ƒ1.—, elke regel meer 15 ets., en 10 ets. voor een N°. van het Blad. Brieven franco.

8e Jaargang.

ZONDAG 10 September 1871.

K°. 1».

Mededcellngen. Ingezonden stukken. Bij Koninklijk besluit van 3 September 1871, No, 13, is ingetrokken, op zijn verzoek, de benoeming van K. J. Opwijrda te Nijmegen, tot lid en secretaris der commissiën, tot 1 Augustus 1873 belast met het afnemen der examens van hulp-apotheker en van apotheker. En is voorts benoemd: tot lid en secretaris der hierboven gemelde commissiën A. C. Cramer, apotheker te Botterdam. jjt Bij het bovenstaande deel ik nog de volgende bijzonderheden, wat mij betreft, aan mijne lezers mede: Als leeraar inde scheikunde aan de door het Eijk gesubsidieerde Gemeenteschool voor Middelbaar Onderwijs te Nijmegen, heb ik voor afwezigheid buiten de vaoanties vergunning noodig van het Gemeentebestuur. Bij eene vorige gelegenheid was mij kennis gegeven, dat men mij die vergunning niet meer wenschte te verkenen voor het afnemen der pharmaoeutische Staatsexamens. Toen ik nu de eer had door den Koning benoemd te worden tot lid en secretaris der commissiën voor het hulpapothekers- en apothekers-examen in 1871-7 3, deelde ik dit bezwaar aan den Minister Thorbecke mede. Z.Exc. verklaarde zich dadelijk genegen persoonlijk daaromtrent eene vraag te doen aan het Gemeentebestuur. De vraag is gedaan, maar bet antwoord van het Bestuur aan den Minister bleef weigerend. Nadat de Minister’ dit ter mijner kennis had gebracht, achtte ik het mijn plicht een gemotiveerd verzoek tot intrekking mijner benoeming bij Z. M. in te dienen. Opwijrda. PHOSPHOEUS-EE ACTIE. Het is bekend, dat phosphorus aan de waterstofvlam eene groene kleur mededeelt en dat dit verschijnsel door Dusart is opgegeven als eene zeer gevoelige reactie op de aanwezigheid van phosphorus. De punt der uitstroomingsbuis mag echter in dit geval niet van glas, maar moet men eene platinaspits voorzien zijn, omdat de gele kleur, die de soda van het glas aan de waterstofvlam mededeelt, de reactie verbergt. In N°. 36 van den sden Jaargang (1868 69) deelden wij mede, hoe het ons gebleken was, dat de phosphorhoudende waterstofvlam, die uit eene glazen buis geel zonder eeuig groen brandt, duidelijk eene groene afscheiding vertoont, w7anneer men de vlam tegen een koud lichaam, zelfs tegen koud glas, laat stroomen, terwijl

de phosphorvrije waterstofvlam alsdan eene blauwe afscheiding (van zwavel?) geeft. Wij lezen thans, dat Dalmon deze proef op eene eenigszins andere wijze heeft genomen. Hij houdt over de gele "Waterstofvlam, eene lange, enge glazen buis, op de wijze der chemische harmonica, waardoor de vlam wordt samen getrokken. Is de waterstofvlam phosphorhoudend, dan vertoont zich hare geheele oppervlakte groen. Ten gevolge der kleine ontploffingen, waardoor de luchtkolora inde buis ia trilling geraakt, ontstaan er phosphoresceerende lichtgolven en bij het lagér houden der buis wordt de vlam meer en meer samengedrukt, waarbij zij eene donkerblauwe kleur verkrijgt. Trekt men op dit oogenblik de glazen buis langzaam terug, dan vormt zich dikwijls, zoodra de buis de vlam snijdt, een prachtvolle smaragdgroene vlammenring, die de buis met geringere of grootere snelheid doorloopt. Heeft men de buis van binnen met eenig water bevochtigd, dan geeft dit na onderzoek met uitras argeutious een bruinen, spoedig zwart wordenden neerslag van zilver en phosphorzilver. Neubauer, die de proef herhaalde en haar alleszins bevestigd vond, noemt het verschijnsel zeer schitterend. De glazen buis moet veel dunner zijn dan die men gewoonlijk voor de chemische harmonica bezigt. Een toon wordt bij de proef niet waargenomen. N. voegt er nog bij, dat da ontwijkende phosphorhoudende waterstof, niet aangestoken zijnde, ineen donker vertrek het fraaiste phosphoresceeren vertoont, een verschijnsel, hetwelk even goed als bij de proef van Mitscherlich de aanwezigheid van phosphorus bewijst. CONSTITUTIE EN AARD VAN HET LOOIZUUR. Er heersoht verschil in gevoelen over de constitutie en den aard van het looizuur. Terwijl het door de meesten beschouwd wordt als een gluooside, verwerpen anderen dit denkbeeld geheel en al. Zij, die het looizuur als glucóside aannemen, leiden dit af uit het feit, dat het looizuur bij staan aan de lucht of bij koking met verdund zwavelzuur vervalt in galluszuur en glucose. Bij zuiver looizuur daarentegen is door de anderen deze splitsing niet waargenomen. Schift' heeft dit onderwerp aan een opzettelijk onderzoek onderworpen, waaruit hem gebleken is, dat het looizuur in zijn zuiversten staat geen gluooside is, maar een alcoholisch anhydrid van het galluszuur, waarschijnlijk digalluszuur. De betrekking tusschen beide zuren wordt doodde volgende ontbinding hunner formulen voorgesteld: