EEN PAAR OPMERKINGEN BIJ DE BEREIDING VAN MIXTUREN. , Wij ontleenen aan de Pharm. Zeitung de volgende opmerkingen betreffende de bereiding van mixturen. Nu het inden laatsten tijd meer en meer in gebruik is gekomen, alcaloïden of alcaloïdezouten, zuren en alcalische vloeistoffen in samengestelde mixturen bijeen te brengen, moet men wel acht geven op de veranderingen, die deze onderling kunnen ondergaan. Deze veranderingen zullen temeer plaats hebben, naar gelang de alcaloïden met de zuren en alcalië'n inden meer onverdunden staat bijeen gebracht worden. Zoo verliest morphine, in droppelvomr met spiritus nitri dulcis uitgereikt, aanmerkelijk in werkzaamheid, ijzerzouten brengen kleurversohijnsels voort, zilverzouten worden gereduceerd, terwijl het alcaloïde uit niet te verdunde oplossingen door carbonas natricus wordt uitgepraecipiteerd. Men voorkomt de ontleding het best, door als regel aan te nemen; //zuren, alcalische vloeistoffen en alcaloïden eerst op het laatst bij de gereede mixtuur te voegen.” Eene andere opmerking betreft de met ultramarijn gekleurde suiker, waarvan wij in N°. 50 melding maakten. Bezigt men deze suiker in mixturen, die zuren bevatten, dan verkrijgt de mixtuur een onaangenamen reuk en smaak (door de vrij wordende zwavelwaterstof). Bij een Engelschen geneesheer te Penzance kwam onlangs een bode, om een drankje voor de zieke vrouw vaneen kameraad te halen. De geneesheer bevond, dat zijn voorraad van tinctura scillae bijna opgeraakt was en verzocht den bode inden tusschentijd, dat hij het drankje gereed maakte, bij een apotheker de voorraadflesch der tinctura scillae te doen vullen. De bode, hardhoorig zijnde, verstond verkeerd en droeg de scille. flesch bij de patiënte, die den iuhoud der flesch, om-I streeks 30 gram, opdronk en daarvan stierf. Een boer uit den omtrek van Pesth in Hongarijè werd beschuldigd zijne vrouw gedood te hebben. De beschuldiging was gegrond op het feit, dat inde maag van het lijk, hetwelk in eene sloot gevonden werd, bij scheikundig onderzoek eenige greinen aconitine konden worden aangewezen. De beschuldigde werd echter vrijgesproken op grond, dat de wezenlijk vergiftige aconitine, waarvan 1 grein voldoende is, om den sterksten mensch binnen een half uur te dooden, enkel aangetroffen wordt in Aconitum Sloerkianurn en wel in die, welke in de Karpathen en andere hooge bergstreken gevonden wordt, dat deze Aconitum Stoerkianum slechts zeer zeldzaam inde omstreken van Pesth voorkomt en de plant, in die streken, niet de echte vergiftige aconitine, maar een alcaloïde bevat, hetwelk, zelfs in sterkere doses genomen', wel kwalijkheid maar niet den dood ten gevolge heeft. Naar wij vernemen, zij n door het Amsterdamsche Pharmaceutencorps, Berzelius, pogingen in het werk gesteld, ten einde Prof. Oudemans, die dezer dagen aanzoek heeft gekregen om zich aan de Groninger akademie te verbinden, voor het Athenaeum Illustre te behouden. Verscheidenheden. Als nieuwe methode van caccineeren wordt door den Engelschen geneesheer Ellis als zeer werkzaam en vooral bij kleine kinderen aanwendbaar de volgende opgegeven.
Met de punt vaneen pennemes wordt een stukje van de zwarte blaartrekkende pleister van Drouot (emplastrum vesicatorium Drouoti, zijnde Engelscbe pleister bedekt met een aetlieerisch extract van cantharides en garoubast met een weinig sandarak), ter grootte vaneen spelde* knop, op den arm gelegd en door middel van hechtpleister vastgehouden. Den volgenden dag heeft zich op deze plaats eene kleine waterige blaar gevormd. Deze wordt geopend en de met pokstof beladen ivoorspits gedurende één of twee minuten daarin gestoken, Eéne beladen ivoorspits is voldoende voor %—3 puisten bij één persoon. Twee zulke puisten zijn naar de ondervinding van den geneesheer werkzamer dan 4 gewone. Ook is bij de re vaccinatie van 100 personen geene enkele mislukt. Om schimmelvorming op de oppervlakte van oplossinsingen van arabische gom te verhinderen, wordt sulphas chinicus aanbevolen. Men behoeft hiervan slechts eene kleine hoeveelheid bij te voegen. Ook bij andere vloeistoffen, die arabische gom bevatten, zooals bijv. inkt, wordt hiermede hetzelfde gunstige resultaat verkregen. Reimann heeft eene vervalsching van eene anilinekleurstof waargenomen. Hij vond namelijk ineen anilinebruin, dat zeer goedkoop verkocht werd, kristalachtige, langwerpige stukken van gestooten houts- of bruinkool. Zoo als zij met de oplossing der kleurstof sterk doortrokken waren, konden zij op het eerste voorkomen niet van de eigenlijke kleurmassa onderscheiden worden. Göppert heeft het bewijs geleverd, dat planten, door de vorst gedood, reeds tijdens het bevriezen sterven, en i niet, zoo als sommigen gemeend hebben, ten tijde der ontdooiing. Volgens onderzoekingen van Clamor Marquart, bevestigd door Löwig, bevatten onderscheidene subtropische en tropische Orchideën, die geen vorst kunnen verdragen (Calantle veratrifolia en Plm jus-soorten) indigo. Deze indigo komt echter inde levende plant niet als zoodanig, maar inden kleurloozen staat (als indigowit of indican) voor; de blauwe indigo wordt eerst door oxydatie gevormd inde gedoode plant en in het uitgeperste sap. Aan dit feit heeft Göppert zijn bewijs ontleend. Toen hij de melkwit gekleurde bloemen der eerstgenoemde plant liet bevriezen (temperatuur van 7o C.), werden zij blauw, en eveneens alle deelen der plant, alleen met uitzondering van de pollenmassa. Eveneens gedroegen zich de groote witbruin en rozenrood gekleurde bloemen van Phajus grandifolius, en de wit-, bruin- en oranjekleurige bloemen van Phnjus Wallichii, ook met uitzondering van de pollenmassa. Het leven of de levensverschijnsels werden hier dus reeds tijdens het bevriezen vernietigd, ten gevolge waarvan weldra de scheikundige werking, namelijk de vorming van het indigoblauw, plaats greep. De koude is hier dus zulk een fijn reagens, als de scheikunde ergens bezit. Uit het bovenstaande leert men tevens, dat eene langzame ontdooiing van bevrozen planten tot niets nut. Hetgeen door de vorst bedorven is, kan niet meer hersteld worden. Dr, Cohn te Breslau heeft de grondtrekken voor eene nieuwe systematische rangschikking der Cryptogumen gegeven. De natuurlijke klassen, die hij voorstelt, zijn uitsluitend gegrond op de kenmerken der voortplanting, terwijl aan de anatomische en morphologische kenüierken slechts eene secundaire waarde wordt toegekend.