PHABMACEUTISCH WEEKBLAD
YOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. 1. OPWIJRDA, Apotheker te Nijmegen.
Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang, franco per post, ƒ 4.50,
Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien, gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur te Nijmegen vóór Woensdag.
Prijs der Advertentiën: van 1 tot 6 regels ƒ1.—, elke regel meer 15 ets., en 10 ets. voor een N°. van het Blad. Brieven franco.
9e Jaargang.
ZONDAG 3 Maart 1871.
M°. AS.
mdeilccllngen. Ingezonden stukken. In haar tweede verslag deelen de commissiën, in 1870 belast met het afnemen der examens van hulp-apotheker en apotheker, krachtens artt. 8 en 9 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 59), het volgende mede omtrent hare bevinding van de kennis der candidaten van verscheidene vakken. Yan hen, die naar aanleiding van de tweede alinea van art. 8 in wiskunde en talen geëxamineerd moesten worden, was in het algemeen de kennis van wiskunde en latijn meer voldoende dan van de levende talen. Niet weinigen struikelden bij de vertaling uiteen natuurkundig werk over de eenvoudigste Fransche en Hoogduitsche woorden en, wanneer de commissie gemeend had ook op uitspraak en grammaticale kennis te moeten letten, dan zouden bijna allen te ligt bevonden zijn. Wat de wiskunde betreft, was de kennis in rekenkunde bij de meesten minder voldoende dan in meetkunde. De schriftelijke vragen, voor het hulp-apothekersexamen opgegeven, werden in het algemeen vrij goed beantwoord, met uitzondering evenwel van die der soortelijke warmte, welke de krachten der meesten te boven gingen. Ook in het reduceren van gasvolumina begingen de meesten fouten. Het was eene ergernis voor de scheikundige leden der commissie, dat de stöchiometrische vragen, ofschoon door bijna allen goed begrepen, slechts dooreen paar candidaten zonder grove rekenfouten werden opgelost. Zij, die een voldoend theoretisch examen hadden afgelegd, werden inde gelegenheid gesteld hunne vaardigheid te toonen inde qualitative analyse en in het gereedmaken van recepten. De uitslag van dit gedeelte van het examen was zeer bevredigend. Slechts drie candidaten, wier kennis bij het mondeling examen even voldoende bevonden was, bezweken bij het praktisch onderzoek. Het praktisch werk van hen, die zich voor het apothekers-examen hadden aangemeld, gaf over het algemeen aanleiding tot tevredenheid. De meeste praeparaten werden naar eisch bereid, hoewel eenigen uit het oog verloren hadden, dat de bereiding van bepaalde hoeveelheden verlangd was, zoodat zij belangrijk te veel of te weinig verkregen. Het onderzoek van handelspraeparaten op verontreinigingen werd door de meesten goed en met oordeel verrigt; slechts enkelen kozen eene minder praktische methode of raakten op een dwaalspoor, doordien zij van de vaste meening uitgingen dat de eene of andere verontreiniging noodzake-
lijk moest aanwezig zijn. Vooraf was aan de candidaten nadrukkelijk gezegd, dat geen onderzoek naar allerlei te voorziene en niet te voorziene inmengselen bedoeld werd, maar dat de commissie hen vóór de praktische vraag stelde, of de hun ter hand gestelde geneesmiddelen veilig door den apotheker konden aangekocht worden. Ook de quantitative analyse en het onderzoek op vergiften werden door bijna allen zeer goed verrigt. De commissie merkt nog op dat de recepteerkunst in weerwil van de herhaalde klagten van vorige commissiën nog altijd door velen te ligt geteld wordt, terwijl het toch duidelijk is, dat men, zelfs aan den • meest wetenschappelijk ontwikkelde, nimmer eene acte van bevoegdheid van apotheker kan uitreiken, wanneer hij daarin ongeoefend is. Met genoegen vernemen wij uit de 1 Maart verschenen Berichten der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmucie, N°. 19, dat door het Hoofdbestuur dier Maatschappij op denzelfden datum als ons adres (4 Februari) insgelijks een adres aan den Minister is opgezonden betreffende de officiëele herleidingstafel. Dit adres is van den volgenden inhoud: Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zulten. Het Hoofdbestuur der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, gevestigd te Amsterdam, neemt de vrijheid zich met verschuldigden eerbied tot Uwe Excellentie te wenden, om zijne bezwaren kenbaar te maken tegen de invoering der herleidingstafel van medicinaal tot metriek gewicht en omgekeerd, vastgesteld bij Ministerieele dispositie van 17 Dec. 1870. Daar na Mei e. k. uitsluitend het metriek gewicht inde Apotheken voorhanden mag zijn, en de herleiding hiervan tot medicinaal gewicht dus nimmer inde praktijk kan voorkomen, meent het Hoofdbestuur zich alleen te mogen bepalen tot de bespreking van de herleidingstafel van medicinaal tot metriek gewicht, die de Apotheker na genoemd tijdstip herhaaldelijk zal moeten raadplegen. Toen in art. 43 der wet van 7 April 1869 {Staatsblad n°. 57) de invoering van zoodanige tabel werd toegezegd, meende het Hoofdbestuur, dat bij de samenstelling van deze slechts een van deze twee beginselen gehuldigd kon worden: bf zij moest zijn mathematisch nauwkeurig en dan voor de praktijk ongeschikt, omdat met het milligram en zijn ondeïdeelen op de Pharmaceu-