PHABMACEÜTISCH WEEKBLAD

TOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J. OPWIiRDA, Apotheker te Nijmegen.

Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B, CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang,* franco per post, f 4.50.

•| Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te ’i zien’ §elïeve men franco in te zenden aan den Redacteur j te Nijmegen, vdór Woensdag.

Prijs der Advertentiën: van 1 tot 6 regels ƒ 1.-, elke regel meer 15 ets., en 10 ets. voor een N°, van het Blad. Brieven franco.

®e Jaargang1.

ZONDAG 15 Mei 1870.

M°. 3.

Itlededeclingen. Ingezonden stukken. DE GISTINGSTHEORIE VAN LIEBIG. Het proces der alcoholische gisting wordt door Liebig en Pasteur zeer verschillend verklaard. Liebig neemt in <le gistcellen omzettingen, scheikundige bewegingen aan, die onder bepaalde omstandigheden ook tot rotting der gist leiden, waaraan de suikermoleculen deelnemen, die zich in aanraking met de gist bevinden. Volgens Pasteur daarentegen zal de levensaotie der gistcellen, alzoo het opnemen van voedingstoffen en hare omzetting tot deelen van het levend organisme, naar buiten eene werking op de suiker uitoefenen en deze in producten doen vervallen, 1 die niet door het organisme kunnen worden gebruikt. Onze feitelijke kennis van de gist en hare werking bepaalt zich tot het navolgende: De gist bestaat uit plantencellen, die zich ontwikkelen en vermeerderen in eene vloeistof, welke suiker en een albuminaat of een vaneen albuminaat afstammend lichaam bevat. De hoofdmassa van den celleninhoud bestaat uit eene verbinding vaneen stikstof- en zwavelhoudend lichaam met een koolhydraat of suiker. Inde gist begint van het oogenblik af aan, wanneer zij geheel gevormd en in zuiver water aan zich zelve overgelaten is, eene moleculaire beweging, die zich inde omzetting der bestanddeelen van den celleninhoud openbaart. Het koolhydraat, hetwelk deze inbond bevat, wordt gesplitst in koolzuur en alcohol. Een klein gedeelte van het zwavel- en stikstofhoudend bestanddeel wordt oplosbaar en behoudt de moleculaire beweging, die daarin begonnen is, inde vloeistof, ten gevolge waarvan deze stof het vermogen heeft, om rietsuiker in druivesuiker om te zetten. Aan dit proces neemt geen lichaam van buiten behalve water deel. j Manneer bij een mengsel van gist en water rietsuiker wordt gevoegd, dan wordt de rietsuiker eerst in druivesuiker omgezet en de suikerdeeltjes, die door de celwanden der gist indringen, verhouden zich inde cel zelve < als de suiker of het koolhydraat, hetwelk een bestand- / deel van den celleninhoud is. Zij vervallen ten gevolge der actie, die op hen inwerkt, in alcohol en koolzuur. Dei gisting der suiker, zooals men het noemt, heeft plaats. 1 Uit deze feiten zou blijken, dat werkelijk volgens Lie- ! big’s theorie inde gistcellen de omzettingen en scheikundige bewegingen plaats hebben.

Mijnheer de Redalcteur! Met de opname der volgende regelen in uw weekblad zult UEd. ons bijzonder verplichten. r Eeeds vóór vier of vijf jaren kwam ons ter ooren dat i onze sulphas atr opinicus niet deugdelijk zou zijn be, | vonden, maar dat daarmede verscheidene oogzieken waren . blind geworden. Daar wij echter nooit klachten van onze Laf hadden ontvangen en evenmin in onze apotheek . ooit door HH. Doctoren aanmerking op de werking was gemaakt, beschouwden wij dit praatje als een gerucht even onjuist als vele geruchten in het dagelijksch leven vei spreid. Dezer dagen echter werd hetzelfde gerucht ons weder medegedeeld, als of het geheel nieuw ware, en zelfs | werden ons de namen der geneeskundigen medegedeeld, ] ons praeparaat onbruikbaar hadden bevonden. Het kwam I ons wenschelijk voor, om nu toch de oorzaak van dit gerucht te trachten op te sporen, en het bleek ons bij °de eeiste informatie al dadelijk, dat voor het praatje geen schijn van bewijs waste leveren. Het is ons niet gelukt te ontdekken wie de oorspronkelijke verspreider van het gerucht is, want van eenen der Heeren, naar wien men ons verwezen had, ontvingen wij ten antwoord, dat ZEd, het onnoodig achtte, daarover met ons te correspondeeren. Wij achten ons daarom verplicht zei ven de bewijzen bij te brengen dat onze sulphas atropinicus deugdelijk is, en kunnen tot ons genoegen constateeren, dat de geheele geschiedenis haren oorsprong schijnt te vinden in eene naamsverwarring. Inde dissertatie van Dr. A. H. Knijper, Onderzoekingen betrekkelijk de kunstmatige verwijding van den oogappel, Utrecht 1859, leest men op bladz. 55, dat de sulphas atropinicus, inde praktijk van den Hoogleeraar Donders gebezigd, regelmatig uit Engeland werd ontboden van T. Moeson & Son tb Londen, en dat dit praeparaat in 1858 zoo ondeugdelijk werd, dat men het niet meer kon gebruiken. Op bladz. 58 leest men: Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat sulphas atropinicus ons door den Heer Mouten te ’s Hage geleverd evenmin prikkelen de werking voortbracht, als die der 11. H. d'Ailly en Zonen. Dit is, zooals wij uil zeer betrouwbare bron vernemen, de geheele geschiedenis van het voorgevallene, en daaruit blijkt dus voldoende, dat wij terecht reeds in 1866 de geruchten waarvan sprake is, als onjuist beschouwd hadden. Met de meeste hoogachting teekenen wij Gravenhoge, 9 Mei 1870. UEd. Dw. Dienaren, J. MOUTON & ZONEN.