UIT HET PATHISCHE A FOTHEKEUSLEVEN. Inde Sorbonne te Parijs worden hosteloos voorlezingen gehouden over natuurkunde, scheikunde, dierkunde, plantenkunde, mineralogie. Professor St. Claire Dëville l.Cost over scheikunde. Een goed ingericht laboratorium en een rijk aantal praeparaten zijn daaraan verbonden. Vooral wordt inde Sorbonne de physiologische scheikunde beoefend. Men vindt inden kleinsten tuin van het oude gebouw eene menigte kooien met vogels en hokken met konijnen en katten. Van deze laatste zijn er in zeldzame grootte; haar somber voorkomen doet vermoeden, dat zij reeds aan de eene of andere sterke proef zijn blootgesteld geweest en daarvan de uitwerking ondervinden. Onder de toehoorders van Deville wordt een aantal te Parijs gevestigde apothekers aangetrofien. Deze uitgangen zijn voor genoemde heeren vrij wat passender dan hunne dagelijksche wandelingen met geneesheeren in klinieken en hospitalen //om de werking na te gaan der spécialités”, die zij hebben uitgevonden. Deze uitvinding geschiedt gewoonlijk, doordat de apotheker een recept vaneen geneesheer, waarvan hij bijzonder goede werking heeft waargenomen, ineen netten vorm brengt en als zijn //geestig eigendom” op geheimzinnige wijze aanprijst, terwijl hij hun geheim aan de Académie openbaart. ïot dit laatste zijnde apothekers verplicht en zij ontvangen van de Académie, indien werkelijk het middel proefhoudend wordt bevonden, een bewijs van goedkeuring, hetwelk het verlangen van eiken uitvinder van specialiteiten is. In het laboratorium van het College de Erance kan elkeen werken. Men leert de algemeene reacties en eenvoudige zelfstandigheden onderzoeken, ook wel meer ingewikkelde analysen verrichten, indien iemand zich voor eene bijzondere zaak interesseert. % De voorlezingen der heeren Professoren loopen over geen langen tijd. Het winterhalfjaar begint December en duurt tot hoogstens Februari. Dan volgen lange vacantiën en inde zomer houden vele heeren in het geheel geene voorlezingen, eenige slechts in Juni en Juli. radix taraxaci tostds als surrogaat van koffie. In Denemarken en Engeland wordt inden laatsten tijd onder gebrande en gemalen koffie, de, gerooste wortel van Taraxacum officinale gemengd, somtijds wel tot een bedrag van 35 procent. Om deze vervalsching te herkennen, is door Vogel de volgende zekere en eenvoudige methode aangegeven. Men giet over 2 tot 3 grammen van de koffie, die men onderzoeken wil, 30 C. C. koud gedistilleerd watar eu roert eenige malen met eene glazen staaf om. Nadat het water gedurende 5 minuten met het koffiepoeder in aanraking geweest is, giet men het waterig aftreksel dooreen papieren filtrum, voegt bij de doorgeloopen vloeistof eenige droppels eener verdunde oplossing van sulphas cupricus (eene koud verzadigde oplossing met het gelijk volumen water vermengd) en verhit tot kokens, waarbij de vloeistof troebel wordt. Zij wordt nu op nieuw gefiltreerd en bij het filtraat zooveel van eene geconcentreerde potassaloog in overmaat gevoegd, totdat de neerslag, die in het begin ontstond, verdwenen is. Deze oplossing wordt aan de kook gebracht. Was de koffie met het surrogaat vervalsoht, dan neemt de vloeistof eene bruine kleur aan en er zet zich na bekoeling een neerslag van rood koperoxydule af, waarvan de hoeveelheid evenredig is aan de bijgevoegde hoeveelheid van het surrogaat, AVas de koffieproef daaren-
tegen zuiver en onvervalscht, dan blijft de vloeistof bij dezelfde behandeling groen en er zetten zich slechts enkele ongekleurde vlokken af. Men kan op deze wijze 'nog 3 tot 3 proc. van het surrogaat op het duidelijkst aanwijzen. De methode is gegrond op het onderscheid in suikergehalte bij de zuivere en de vervalsohte koffie. Het poeder van den taraxacumwortel bevat inden geroosten staat nog 4 proc. suiker. Het proefvocht van Fehling kan hier echter niet direct worden aangewend, omdat ook de zuivere koffie wegens de splitsingsproducten van het koffielooizuur eenig koperoxydule zou afscheiden. Het is derhalve noodig de vloeistof na het koken met de oplossing van kopervitriool te filtreeren, om het daardoor neergeslagen koffielooizuur te verwijderen. UNGTJENTUM MEKCTJBIALE. Als nieuw middel om het kwikzilver spoedig onder het vet te mengen, wordt aanbevolen eenige droppels oleum lini sulphuratum bij te voegen. Het kwikzilver zal binnen eenige minuten gedood zijn. Deze methode, reeds in oude dagen bekend, mag natuurlijk niet voor de officinale zalf gebezigd worden, daar zij tot eene geheel andere verbinding aanleiding geeft. Alleen kan zij nuttig zijn voor de bereiding van het dusgenaamde Unguentum ad pediculos. Kwikzilverzalf op bovengenoemde wijze bereid is veel donkerder van kleur. Als pJiarmacognostisch-scJieiJcimdige prijsvraag is door het Noord-Duitsohe Apotheker-Yerein uitgeschreven: Een of twee voorstellen uit het gebied der organische scheikunde, die werkelijk tot bevordering der pharmacognosie bijdragen. De opstellen moeten betrekking hebben op stoffen, die inde nieuwere Duitsche leerboeken of ' handboeken der pharmacognosie inde beginsels behandeld zijn. Inde eerste plaats zijn hiertoe aan te bevelen: onderzoekingen over de alcaloïden van het moederkoorn, over lobeleïne, ricinine, crotinine, smilacine; verder onderzoek der vraag naar het ontstaan van de aetherische oliën en harsen der Umbelliferen. Ook zouden inlichtingen omtrent den genetisehen samenhang der alcaloïden van het opium en van de kinabasten gewenscht zijn. Prijs: 350 thaler. Uittreksels uit Binnen- en Buitenlandsche tijdschriften. Oleum stellingiae heet een extract, bereid van eene Noord-Amerikaansche Euphörbiacëe, het doelmatigst volgens Saunders door uittrekking met alcohol. Het praeparaat is een boofdmiddel der elektrische school van geneesheeren inde Yereenigde Staten, die alle metaalaardige artsenijmiddelen verwerpt. Bij syphilis, scrofulosis en huiduitslagen wordt het in plaats van kwikzilverpraeparaten gegeven. De extracten en resinoïden, die de elektrikers bezigen, zijn zeer sterk aan vervalsching onderworpen. Stellingia-olie bijv. uit Cincinnati bleek met aether vervalscht te zijn en liet een residu achter, waaraan de eigenlijke reuk en smaak van den stellingiawor tel niet duidelijk waren waar te nemen. Peruo! – is door Auerbach een praeparaat uit den perubalsem geheeten, dat uit niets anders als uit het bekende cinnameïne of den kaneelzuren-benzylaether, ook perubalsemolie geheeten, bestaat. Indien men perubalsem met overvloedige geconcentreerde potassaloog sterk doorsohudt, dan eenig water bijvoegt en het mengsel bij eene zachte warmte dige-