vies van den geneeskundigen raad, in te willigen, en liet belang der gemeente boven dat van den apotheker te stellen.

De hoop en de verwachting, dat hem deze vergunning zoude verleend worden, had den heer Steenkamp doen besluiten zich te Neuzen te vestigen, en was er ingevolge het advies van den geneeskundigen raad afwijzend op zijn verzoek beschikt, hij zoude voorzeker even spoedig vertrokken en de toestand daar dezelfde gebleven zijn. v. D. 1). 7 Deo. 1869. Mijnheer de Kedacteur! In het Pharmaoeutisch Weekblad van 5 December j. 1., vraagt V. te Gt. wat men onder oleum pini verstaat. Daarop volgen de woorden: wij meenen, dat men onder oleum pini verstaat de boschwoloiie of dennennaaldenolie, verkregen door distillatie der turiones of spruiten uit den wortelstok van Pinus sylvestris, in gebruik, enz. De schrijver dezer woorden houde het ons ten goede, dat wij geheel in meening met hem verschillen niet dat oleum pini waarschijnlijk de bosohwol- of dennennaaldenolie is maar wel inde bereidingswijze. Vooraf echter, dat men onder turiones pini volstrekt niet verstaat de spruiten (of knoppen) van den wortelstok van Pinus sylvestris, om de eenvoudige reden, dat de dennen geen wortelstok hebben en dus ook geen wortelstok-knoppen (turiones) kunnen voortbrengen. In de gharmaoeutische botanie verstaat men onder turiones pini geheel iets anders en wel de groenachtige of jeugdige toppen van de takken van Pinus sylvestris, die ingezameld moeten worden, zoolang ze nog met de teedere, bleek- roodbruine knopschubjes bedekt zijn. De dennennaalden-olie wordt echter niet uit deze turiones bereid, maar is een bijprodukt dat verkregen wordt bij de bereiding van het extract uit de dennennaalden of bladen van verschillende pineten; iu Duitschland kent men dan ook Kiefer-, Fichien- und Tannen-Nadelöl. Nijmegen, 6 December 1869. j Th. H, A. J. Abelbven. | Gaarne den geëerden inzender de justificeering der j botanische nomenclatuur toegevende, nemen wijde vrijheid op te merken, dat wij onze definitie van turiones ontleend hebben aan Prof. Oesterlen’s Handboek der geneesmiddelen, in het Nederduitsch overgebraoht door Dr. G. L. H. Ellerman, naar de 6de Hoogduitsche uitgave op nieuw herzien en in verband met de Ph. Neêrl. bewerkt door Dr. D. J. Costèr, 185 7. Pag. 669 van dit werk staat: //De jonge knoppen [of spruiten uit den wortelstok] van Pinus sylvestris [P. E. B].” Van Oleum Pini staat onder dit hoofd op dezelfde pagina beschreven: De boschwoloiie (dennennaalden-oiie, Oleum Pini aethereum) wendt men aan even als terpentijn- en jeneverolie. Hager noemt in zijn Commentaar oleum pini (Kienöl) een meer of minder geel of bruin gekleurd distillaat uit het witte teer, dat in Duitschland en Polen veel wordt verkregen, terwijl de gerectificeerde olie somtijds voor terpentijnolie wordt geleverd (untergeschoven). Handleiding tol het Leerling-Apothekcrs-Pxamen door P. Geerts. Leeuwarden 11. Kuipers. 186 9. Inden regel schrijft men geene boeken, zelfs geene brochures overeen wetenschappelijk onderwerp, uitsluitend met het doel daarmede gecenseerd te worden een ondernemer te zijn van publieke vermakelijkheden. Ook de Heer Geerts kan zoo iets niet gewild hebben , toen hij voor eigen rekening bij den Heer A. Akkeringa te Leeuwarden eene Handleiding uitgaf tot het Leerling-Apothekers-Examen. En toch zal niemand er den schrijver een verwijt van maken, dat hjj het //varietas delectat” bij de samenstelling van bedoeld werkje te veel uit het oog heeft verloren. Het was mij aangenaam te vernemen, dat er behalve de bestaande uitgave bij den Heer Akkeringa eene latere

was verschenen bij den Heer Kuipers en toen ik in het voorberioht las : //Verschillende omstandigheden, die wellicht velen ongeloofelijk schijnen, brachten de vorige uitgave |in de wereld. Ik treed daarover niet in bijzonderheden, ! te minder daar zij mij niet volkomen verontschuldigen.” //Ik bied thans deze uitgave aan met verzoek de eerste daarvoor in te ruilen” meende ik, de geëerde schrijver heeft zeker gebruik gemaakt van menigen wenk hem door de geachte Eedactie van het Pharm. Weekblad in het nommer van 20 Juni j. 1. gegeven. //Das war als des Pudels Kern !” dacht ik echter, j toen ik het boekje had doorgelezen en teleurstelling de plaats moest innemen van goede verwachting. In plaats van het beestje netjes uitte kammen en geheel nieuw op te tuigen vóór het ten tweede male van stal liep, heeft de Heer Geerts zich vergenoegd het slechts liever hier en daar een meer oogelijk aanzien te geven en over het wetenschappelijk gehalte sprekende, reikt de schrijver zich zelven een brevet van bevoegdheid uit, als hij in het voorbericht van het boekje zegt: //Veeljarige ondervinding doet mij de daarin gevolgde leerwijze zeer op prijs stellen”. Mich dunkt, hier ist die Hoheit erst an ihren Platz, Der Seele Hoheit! Taalfouten zijn niet zeldzaam in het werkje en de uitvallen tegen de ÏTansohen bewijzen , dat de schrijver sedert de uitgave bij Akkeringa niet is achteruit gegaan in nationaliteitsgevoel. De stijl herinnert over het alge■ meen aan dien der gewone vaderlandsche almanakken | en nieuwjaarsprenten. Slag op slag worden de rechten der schoone Nederlandsohe taal opgeofiérd aan eene eigenzinnige concisie en hare bevalligheden versmaad. De schrijver is soms zóó bevreesd voor bet euvel der breedsprakigheid, dat hij er kortademig van wordt en dikwijls worden door hem de gedachten door elkander geschud als passagiers in een oud spoorweg-rijtuig der derde klasse, j Men oordeele slechts. De schrijver, op bladz. 29 van de ontdekking der zuurstof en hare gevolgen gewagende, meent zijne lezers te onthalen op de volgende proeve van zeggingskracht: //Als men even over deze gebeurtenis nadenkt, moet j //het dan niet onze hoogste verbazing verwekken, dat //men door zoovele eeuwen heen, alleen op het gezag //van één man, maar aannam wat deze als zijne //overtuiging uitsprak ? Maar van toen af, vooral door | //het gebruik maken van de balans door Lavoisier, werd //de grond gelegd voor eene nieuwe wereldbeschouwing, //waaraan men sedert onafgebroken voortwerkt, en, of//schoon zeker nooit als een volmaakt geheel als de //uitdrukking der volle waarheid zal worden begroet, //toch reeds menigen nevel verjaagd en een licht ont//stoken heeft, waarbij zoowel de natuurkundige als //de godsdienstige ruime bate vindt.” Bladz. 86. //Men bebbe dus inzonderheid te letten op dien uit//gang van het metaal. Een osum of een icutn verschilt //enorm in geneeskracht. De icums zijn niet zelden //hoogst vergiftig.” lets verder. »Een ©ogenblik moet ik nog stilstaan bij de sub„carbonateu. //Men hechtte weleer te groote waarde aan het vroe//ger besproken reageerpapier. Men meende, dat eene //verbinding eerst dan verzadigd was, als zij onzijdig, „reageerde, hetgeen echter niet het geval is, daar die • onzijdigheid volstrekt in geen positief verband met de „saturatio staat. Eene verbinding is gesatureerd , als het //aequivalente deel van eenige stof met haar verbonden //is ; onverschillig welke kleuring zij op reageerpapier //te weeg bracht , en bet woord sub in subcarbonas ka//licus en dergelijke, komt van den tijd, dat men satu//ratie en neutralisatie voor noodwendig één hield en //van aquivalente (aequivalente) verbindingen geene noti* //tie nam.”' Nagaan en mededeelen houd ik voor de beste kritiek, die men van zulk een stijl leveren kan. Zijn geslacht