PHARMACEIITISCH WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE YAN R. J. OPWIJRDA, Apotheker te Nijmegen.

Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang, franco per post, f 4.50.

– Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te s zien, gelieve men franco in te zenden aan den Eedacteur j te Nijmegen, vóór Woensdag.

Prijs der Advertentiën: van 1 tot 6 regels ƒ 1.—, elke regel meer 15 ets., behalve 45 ets, voor Zegelrecht en een N°. van het Blad, Brieven franco.

öe Jaargang'.

ZONDAG 30 Mei 1869.

N°. 5.

fflededeelingen. Ingezonden stukken. RAPPORT BETREFFENDE DE GENEESKUNDIGE WETTEN. 111. Wet IV, art. 1. //De noodzakelijkheid dat dit artikel // gewijzigd worde inden geest, zoo als het inde con// cept-wet geschreven stond, wordt hoe langer hoe meer //ingezien en erkend, //Met daarlating van den verkoop van geheime ge// neesmiddelen, welke door dit artikel, zoo als het thans // luidt, bij niet apothekers niet kan worden tegengegaan, // geeft dit artikel aanleiding dat een tal van geneesmid//delen, die inde Pharmacopoea Neerlandica voorkomen // of algemeen in gebruik zijn, ongestraft worden ver// kocht door kruideniers, drogisten, kramers, boekver//koopers, enz. /~Het is toch ongetwijfeld de bedoeling van den wet//gever geweest, dat slechts de apotheker en deze alléén // zich zoowel met de bereiding als met den verkoop //-van geneesmiddelen zou mogen belasten. De tweede // alinea van art. 1 wettigt volkomen deze opvatting. //Daarenboven wordt deze zienswijze bevestigd door de // memorie van toelichting op dit artikel (zie Opwyrda //bladz. 603—636); alsmede door de uitspraak van den //Hoogen Eaad in zake Ziggelaar te ’s Hage (Pharmac. // JPeekblad, 1867, N°. 13.”) (Rapport enz.) Een lastig maar niet minder belangrijk artikel, dat eerste, behelzende de omschrijving der artsenijbereidkunst. Het beheerscht de geheele Wet. Dit is reeds voldoende gebleken bij de discussies inde Tweede Kamer. De definitie van //geneesmiddel” was vervallen bij Wet 111, zij moest nu ook noodwendig vervallen bij Wet IV. //Definitiën zijn kwade, zelfs gevaarlijke zaken,” zeide de heer Godefroi. Ook wij meenen, dat de definitie van h geneesmiddel”, zooals zij in het ontwerp voorkwam (// Geneesmiddel is elke zelfstandigheid, aan welke de bestemming toegekend of die gebruikt wordt tot het genezen vaneen ziekelijken toestand van menschen”), tot te uitgebreide toepassing zou kunnen aanleiding geven. Men heeft vroeger meer dan nu onderscheid gemaakt tusschen geneesmiddelen en artsenijmiddelen. Zoo vindt men bij Geiger, Handboek der artsenijbereidkunde, 1840, pag. 3, de volgende omschrijving: // Geneesmiddelen noemt //men alles wat onder zekere omstandigheden eene heilzame verandering op het levend dierlijk organisme uit//óSfent. Artsenijmiddelen noemt men zulke voortbreng// selen van natuur en kunst, welke uitsluitend, of althans //voornamelijk slechts tot genezing van ziekten dienen. // Een geneesmiddel is derhalve niet altijd een artsenijmid-

//del, een artsenijmiddel evenwel altijd een geneesmiddel. // Indien de artsenijmiddelen volgens voorschriften van // den geneesheer ineen bepaalden vorm zijn gehragt, nom ze aan te wenden, dan heeten zij artsenijen.” Het woord // geneesmiddel,” zooals het in art. 1 van Wet IY voorkomt, kan niet anders worden opgevat dan inden beperkten zin van // artsenijmiddelen” of van // artsenijen.” De Wet toch kan niemand verbieden bijv. scheikundige praeparaten, die ook als geneesmiddelen voorkomen, te bereiden. Vele moeilijkheden inde toepassing van het artikel waren onzes inziens vermeden, indien de Kamer had kunnen goedvinden het amendement van den heer Godefroi aan te nemen, waarin werd voorgesteld de woorden //bereiden en” weg te nemen en al. 1 van art. 1 aldus te lezen:, // Uitoefening der artsenijbereid//kunst is het tot geneeskundig doel afleveren van ge// neesmiddelen.” De woorden // geneesmiddelen tot geneeskundig doel” zijn eene omschrijving van het woord // artsenijmiddelen” of van // artsenijen,” wanneer zij in een bepaalden vorm zijn gebracht. Tot de aflevering dezer artsenijmiddelen en artsenijen zijn alleen bevoegd, apothekers en de onder hun toezicht werkzame hulpapothekers en leerling-apothekers. Deze is de kennelijke bedoeling der wet. De tegenwoordige redactie van art. 1 is uit eèn juridiek standpunt niet te verdedigen en geeft aanleiding, dat de goede bedoeling der wet voortdurend straffeloos wordt ontdoken, zooals maar al te juist door de heeren Godefroi en de Brauw is voorspeld. Eene wijziging in den zin, zooals door den heer Godefroi is voorgesteld, achten wij alleszins wenschelijk. Wij zouden het artikel in dier voege willen lezen; //Uitoefening der artsenij//bereid kunst is het tot geneeskundig doel afleveren van // enkelvoudige en samengestelde geneesmiddelen.” De tweede alinea: //Tot uitoefening der artsenijbereidkunst zijn alleen bevoegd enz.” kan onveranderd blijven bestaan. Door deze uitbreiding van het amendement wordt tevens acht gegeven op de ware beteekenis van het woord // artsenijéem/fkunst” en het artikel in verband gebracht met art. 8 en volgende. In art. 30 van Wet IV heeft het woord //geneesmiddel” eene meer algemeene beteekenis. Voortdurend worden zelfstandigheden, vroeger uitsluitend tot geneeskundig doel in gebruik, dus vroeger enkel als artsenijmiddelen bekend, inde nijverheid opgenomen. Hun verkoop door andere personen dan apothekers en tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegde personen geheel tegen te gaan, kan niet geschieden, zonder den handel noodelooze beletselen op te werpen. De wetgever heeft echter zoo-