B IJ B L A D TOT HET PHARMACEUTISCH WEEKBLAD van 28 Februari 1869, ¥o. 44.

DERDE VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, van de Commissie in 1868 belast met het afnemen der examens van huif apotheker en apotheker, volgens arlt. Ben 9 der wél van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 59.) De commissie in 1868 belast met het afnemen der examens van apothekers en hulpapothekers , volgens artt. 8 en 9 der wet van 1 Junij 1865 (Staatsblad n°. 59), heeft de eer aan Uwe Excellentie, als vervolg op hare beide verslagen van 5 Junij en 10 Ootober 1868, aan te bieden het verslag van hare werkzaamheden , gedurende de maand December 1868, betreffende het examen van apothekers. De zamenstelling der commissie heeft geen verandering ondergaan. Het plaatsvervangend lid dr. J. E. de Vrij is ook thans opgetreden inde plaats van het lid E. J. Swartwout, door wien was kennis gegeven, dat ambtsbezigheden hem wederom verhinderden de zittingen der commissie bij te wonen, zoodat de commissie ook thans bestond uit de heeren: dr. A. H. van der Boon Mesch, C. H. van Ankum, dr. J. E. de Vrij , dr. D. J. Coster en dr. C. J. E. Brutel de la Eivière. Tot het afleggen van het examen, ter verkrijging van de acte van bevoegdheid als apotheker, hadden zich drie candidaten aangemeld. In eene voorloopige vergadering der commissie, gehouden te Leiden op 13 December, werden de voorstellen der sub-commissie , bestaande uit de heeren: dr. A. H. van der Boon Mesch, C. H. van Ankum en dr. J. E. de Vrij, die belast was met de voorloopige regeling van het practisch examen en met het toezigt op dat examen , in overweging genomen en, onder anderen , vastgesteld : 0. dat de candidaten den volgenden dag ten negen uur een aanvang zouden maken met de praktische werkzaamheden ; 1. dat telkens door het lot zoude worden beslist, welke praeparaten of onderzoekingen ieder hunner zouden ten deel vallen ; c. dat zooveel mogelijk ook de avonden voor den arbeid zouden wofden gebruikt; en d. dat de orde, waarin het practisch examen zou plaats hebben, zou zijn als volgt:

I. het bereiden van chemische en zoogenaamde Galenische praeparaten; 11. het bepalen van de hoeveelheid werkzame bestanddeelen in geneesmiddelen; 111. het onderzoeken vaneen opzettelijk verontreinigd of vervalscht geneesmiddel (praeparaat), volgens den gang der qualitative analyse ; IV. het opsporen van vergiften in spijzen of dergelijke mengsels; V. het onderscheiden van vergiften; VI. het bereiden en tot geneeskundig doel afleveren van geneesmiddelen. Ten slotte zou aan iederen candidaat een vraag over quantitative analyse ter schriftelijke beantwoording worden voorgelegd. Nadat de concepten der sub-commissie voor de vijf eerste rubrieken inde vergadering waren beoordeeld , werd voor I het volgende drietal lijsten van praeparaten vastgesteld : A. Ammonia liquida, Acidum phosphoricum , Nitras bismuthicus basicus, Cinchoninum, Aether, Extractum Eilicis Maris aethereum, Bmplastrum oxydi plumbiei semi-vitrei, Pulvis aerophorus. B. Acidum hydrochloricum, Oxydum zincicum, Chloretum hydrargyrosum, Morphinum , Sapo medicatus, Extractum seminum santonici aethereum , Emplastrum hydrargyricum, Oleum crotonis Tiglii. C. Aqua chlorata , Oxysulphuretum stibicum , Chloretum hydrargyricum et amididum hydrargyricum, Strychninum , Acetas aethylicus, Extractum corticis Peruviani frigide paratum