neesmiddelen verkoopt en aflevert en daarvoor gepaten, teërd is , daarvoor aansprakelijk ? Neen. Js die vrouw als koopvrouw te beschouwen , zoodat

hare zelfstandigheid ten deze ongeschonden blijft ? Ja. Wordt de straffeloosheid in deze van den apotheker ook opgehevendoordien de aflevering van het geheim geneesmiddel namens zijne vrouw geschiedde door zijn bediende ? Neen. Door deze uitspraak wordt dus ook uitgemaakt, wat wij bij eene vroegere gelegenheid in twijfel stelden, namelijk of elk gedeelte van het huis , waar de apotheker zijn beroep uitoefent, onderworpen is aan bepaald toezicht. De Haagsche rechtbank had deze stelling als bewezen aangenomen. Zij heeft de woorden, inde dagvaarding voorkomende : „in zijne apotheek ,” opgevat inden zin van: „in het huis , waarin de apotheek wordt gehouden.” De verdediging noemde dit ; „het begrip van apotheek verre „buiten de grenzen der wet uitbreiden.” De advocaatgeneraal kon evenmin uit art. 24 en 25 der wet afleiden, dat het geheele huis van den apotheker als zijne werkplaats kan worden beschouwd en aan het toezicht zijn onderworpen. Indien de apotheker, in strijd met de wet, buiten het bestemde locaal feitelijk zijn beroep uitoefent , overtreedt hij art. 3 der wet. Ook de Hooge Raad overwoog, dat niet on voorwaardelijk is beslist, dat elk gedeelte van zoodanig huis voor het toezicht openstaat, maar alleen dat gedeelte waar de geneesmiddelen worden afgeleverd door de aan het toezicht van den apotheker onderworpen personen. Bij deze uitspraak is echter nog eene zaak in hooger beroep onbeslist gebleven , namelijk of de aflevering van samengestelde geneesmiddelen , zooals bijv. slijmpillen , eene overtreding uitmaakt van art. 9, waarbij wordt voorgeschreven, dat de apotheker geene geneesmiddelen mag afleveren dan op recept, of met bepaalde aanduiding van het verlangd geneesmiddel. De Haagsche rechtbank verklaarde , dat de benaming „slijmpillen” geenszins een bepaald geneesmiddel aanduidt en het kwam den adv.- gen. van den Hoogen Eaad voor, dat art. 9 hier niet verkeerd was toegepast. Indien op dezen grond vervolgingen worden ingesteld, dan zal het aantal dagvaardingen legio worden. In elke apotheek toch worden dagelijks verkocht borstkruiden, maagkruiden, laxeerpillen en zoovele andere mengsels, bij het publiek onder bijzondere namen bekend en verlangd. De bedoeling van art. 9 der wet is, onzes inziens, deze, dat de apotheker zijne bevoegdheid niet overschrijdt, geene patiënten behandelt, geene geneesmiddelen uitreikt tegen kwalen, waarvoor men hem opzettelijk komt raadplegen. Overigens is elk vrij zich geneesmiddelen, onder triviale namen bekend, aan te schaffen, en de apotheker mag ze naar onze bescheiden meening afleveren , indien zij slechts geene vergiftige zelfstandigheden bevatten. Tegen een vrijwillig verkeerd of noodeloos gebruik vaneen geneesmiddel kan geen wet waken. Onze meening wordt ten krachtigste gesteund door de geschiedenis der wet. In het wetsontwerp volgde op het I

tegenwoordige art. 9 , een artikel van den navolgenden inbond; „De apotheker mag bij de aankondiging, dat «een geneesmiddel bij hem verkrijgbaar is en bij het „aflevereu daarvan , geene aanwijzing voegen van den „ziekelijkeu toestand , tot. genezing waarvan het geneesmiddel geacht wordt te dienen , of gebruikt wordt.” Dit artikel kwam reeds voor inde ontwerpen van October 1863 en Juni 1863, aldaar nog versterkt door de nadere omschrijving: „hoegenaamd geene aanwijzing.” Inde Memorie van Toelichting bij het ontwerp van Juni 1863 kwamen onder anderen de woorden voor : „De apotheker „mag een middel afleveren , dat hem met bepaalde aanduiding gevraagd wordt, maar moet zich daarbij en bij „het verkrijgbaar stellen van het middel onthouden , op „directe of indirecte wijze waartoe bij voorbeeld de bij„gevoegde affiches behooren den ziekelijken toestand „aan te wijzen tot genezing waarvan het middel uit „zijnen aard bestemd is, of gebruikt wordt.” De Memorie van Toelichting bij het ontwerp van October 1863 zegt: „Mocht ook al omtrent een enkel geneesmiddel door de „bepaling van dit artikel eenige moeilijkheid voor de „aankondiging bestaan , dan zal deze voor den apotheker „gemakkelijker te overwinnen zijn, dan het bij ’t gemis „van deze bepaling zou te voorkomen zijn, dat door ver„schillende apothekers „slijmpillen”, „koortskruiden” of „„koortsdruppels” verkocht werden, iets wat zooveel „mogelijk moet worden tegengegaan.” Eeeds de Commissie van Rapporteurs kwam tegen dit artikel op, In haar Verslag lezen wij: „Ofschoon eenige leden deze be„paling, ook om het verkoopen van zoogenaamde ge„heime geneesmiddelen tegen te gaan , nuttig achtten, „zagen anderen daarin noodelooze belemmering. De apotheker zal voortaan niet meer mogen aankondigen, dat jujubes pectorales bij hen verkrijgbaar zijn en zelfs als „men hem om wormkruid, laxeerpillen, maagbitter of „dergelijke vraagt, deze middelen niet mogen verkoopen „enz.” (Men zie Opwijrda, Geneesk. wetten, uitgave bij Thieme , pag. 647—649). De Tweede Kamer heeft den knoop doorgehakt en het geheele artikel met 34 tegen 22 stemmen verworpen. Tonnis te Hoorn. Voor de arrondissements-reohtbank te Hoorn was gedagvaard K. Urban, van Nibbinxwoud, wegens den verkoop van dusgenaamde fstelpotten aan onderscheidene personen. Eeeds vóór 2 jaren had de beklaagde wegens dezelfde zaak eene veroordeeling ondergaan. Hij verdedigde zich nu daarmede , dat hij sinds die veroordeeling nimmer een fistelpot had afgeleverd dan op schriftelijke machtiging of bewijs vaneen bevoegden geneeskundige waardoor hij meende voldoende gedekt te zijn, al verder, dat hij geheel ter goeder trouw had gehandeld, zijn middel nimmer ongunstig had gewerkt, ja een aantal personen er door hersteld was. De rechtbank overwoog, dat deze verdediging niet kon opgaan. Geen geneeskundige kon hem, den onbevoegde, bevoegdheid geven en het was in rechten onverschillig of de fistelpot hielp dan wel niet.