Op de door den inzender gestelde vragen , gaan wij de volgende antwoorden : I°. De Inspecteur is niet verplicht een lijst ter invulling toé te zenden. De 4de alinea van art 9, wet 111, zegt, dat de geneeskundigen, bevoegd tot het afleveren van geneesmiddelen , eene lijst opmaken. Om deze lijst door den inspecteur voor gezien te doen teekenen , is er natuurlijk geen andere weg op , dan dat zij deze door hen opgemaakte lijst aan den inspecteur tot „teekening voor gezien” opzenden. In het beschreven geval zou de inspecteur geene lijst vaneen onbevoegde voor „gezien” hebben mogen of kunnen teekenen. 2°. De gecommitteerden uit den geneeskundigen raad zullen zachtst gezegd zeer onvoorzichtig gehandeld hebben met de apotheek vaneen onbevoegden tè visiteeren. Zij hebben bij de aanvaarding hunner betrekking met een plechtigen eed bezworen : de verplichtingen , verbonden aan hunne betrekking , naar behooren en getrouw te zullen vervullen ,” verplichtingen, die in art. 1 van Wet I bij 5. genoemd worden , te bestaan in „de handhaving der wetten en verordeningen in het belang der volksgezondheid vastgesteld.” Waar zou het heen, indien zij handelingen verrichten , die strekken kunnen om overtredingen dezer wetten te bestendigen ? 30. De onvoorzichtigheid der gecommitteerden zou echter den overtreder niet baten. Aan den platteléndsheelmeester, die zich onder de oude wet vestigde op eene plaats, waar twee apotheken bestaan, was het volgens art, 5 zijner instructie niet toegestaan geneesmiddelen af te leveren. Art. 20 van Wet 111, dat oude rechten handhaaft, kan dus op hem niet slaan. Indien het geneeskundig staatstoezicht in gebreke blijft de overtreding der wet te doen vervolgen, staat het immers elkeen vrij, de aandacht van het Openbaar Ministerie daarop te vestigen. Mijnheer ! Meermalen hoorde ik van de vervaardiging van zachte zeep voor huishoudelijk gebruik , waartoe hier ter stede door drogisten twee vloeistoffen in afzonderlijke flesschen worden geleverd , die bij elkander gevoegd en geroerd eene goede zachte zeep zonden daarstellen. Ik heb tot dat einde ontboden caustique potasch voor technisch gebruik en oleïne, doch tot mijn leedwezen was het mij niet mogelijk zeep vaneen goede consistentie daar te stellen. Ik bevond toen, dat die potasch vele onzuiverheden en chloorverbindingen bevatte , waarna ik uit goede paarlasch zelf caustique loog bereidde. Wel heb ik toen zeep verkregen, doch steeds had zij op het gezicht en gevoel eene geleiachtige geaardheid. Beden waarom ik de vrijheid neem om u te verzoeken, mij zoo mogelijk door middel van uw blad op de hoogte te helpen , hoe die vervaardiging geschiedt, en in welke verhouding de ingrediënten moeten genomen worden om zachte zeep te erlangen van eene gewone zalfconsistentie. Mij vleiende op deze wijze te worden ingelicht, heb ik de eer hoogachtend te zijn Utrecht, 12 Sept. 1868. Een ahonné.

Weledele Heer! Confirmeerende den mijnen van 24 Aug. 11., vermeen ik in het belang der wetenschap u geene ondienst te doen met de navolgende regelen , waarvan U naar welgevallen voor uw Weekblad gebruik kan maken. Inde loc aflevering van 13 Aug. 11. van Les Monde» , Revue hehdomadaire des Sciences, wordt gemeld, dat te Parijs is ten toon gesteld geweest een stuk ijs van 20 Ned. duim diameter en 50 Ned. duim hoogte , hetwelk gemaakt was in 13 minuten dooreen enkel zout, hetgeen eene groote uitvinding daarstelt. Dit stuk ijs had eene koude van 3 graden onder 0 en bleef bijna den gansohen dag zonder te smelten. Dit is met recht eene uitkomst, welke niemand ooit heeft durven hopen, en welke de natuur alleen geeft na verscheidene weken van hevige koude. Mij onmiddellijk hierover aan den uitvinder wendende, ben ik in het bezit gekomen vaneen dergelijken toestel en het daarbij benoodigde zout. Beleefdelijk noodig ik alle belangstellenden uit deze nieuwe uitvinding bij mij te komen zien , terwijl ik bereid ben op franco aanvrage alle noodige inlichtingen te geven. U verplicht mij zeer ter voorkoming van abuizen mijn juiste adres daarbij te vermelden , terwijl ik met de meeste achting de eer heb te zijn Uw Dw. Dienaar , Rotterdam, 10 September 1868. G. A. Becker. Korte Hoogstraat , 312 , Mijnheer de Redacteur ! Ik heb de eer u te berichten dat de Reageerneoessaire’s van Hert), door mij besteld doch nog niet ontvangen zijn. Met de meeste hoogachting, Arnhem , 17 Sept. 1868. B. Miedema. Uittreksels uit kinnen- en bultenlandsche tijdschriften. De eigenaardige zoete smaak, die een kenmerk van goed Ceylonsch kaneel uitmaakt, wordt door Martin toegeschreven aan eene zelfstandigheid, cinnamomine geheeten, die hij geïsoleerd heeft verkregen. Door 'Yauquelin is aangewezen, dat Chineesoh kaneel dezelfde scheikundige samenstelling hijeft als Ceylonsch kaneel, doch volgens M. is hem deze eigenaardige stof, in het Ceylonsch kaneel aanwezig, bij het onderzoek ontgaan. Het cinnamomine wordt door Martin afgezonderd door 500 gram Ceylonsch kaneel met 800 gram gedistilleerd water, dat zuurgemaakt is door zwavelzuur, in eene glazen flesch te doen , acht dagen te laten trekken en door papier te filtreeren. Men voegt nu bij de colatuur bij kleine gedeelten koolzure kalk, met gedistilleerd water afgewasschen, in genoegzame hoeveelheid om al het zuur te verzadigen. De brij, die ontstaat, wordt in koekjes op eene plaat verdeeld, om de uitdroging te bevorderen. Men brengt dit kalkmengsel tot poeder en doet het in eene flesch met het dubbele van zijn gewicht absoluten alcohol. Na eenige dagen filtreert men door papier en distilleert het Altraat uit het zandbad, totdat drie