Phannacwitiscli WwIÉÉt VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN E. J. OP WIJEEA , Apotheker te Nijmegen.

liet Pharmaceutisch Weekblad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per jaargang , franco per post, f 4,50. Alle stukken , welke men in dit Blad wenscht opgekomen te zien , gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur, onmiddellijk of onder couvert van den Uitgever uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór te Nijmegen. Prijs der advertenliën: Van l lot 6 Regels fl.—, elke regel meer 15 Cis., behalve het zegelrecht. Jaargang. \ ZOIVSSAG- 20 §eptember 1868~ I ap,. 3l

Mededeellngcn. Ingezonden stukken. Wij vernemen uit Leiden 14 September : De examina der hulpapothekers zijn heden afgeloopen. Het resultaat is, dat van de 26 candidaten , die zioli hadden aangemeld vóór het examen , zich hebben teruggetrokken .... 4 J tijdens het examen is teruggetreden 1 met toegelaten zijn 19 toegelaten twee*). Van de 19 niet toegelatenen zijn 18 gevallen op physiea, 1 op botanie. *) Eender twee toegelatenen is ons bekend, namelijk de, heer S. S. Hoola van Kooien van Edam. DICHLOORAZIJNZUUR. Het chloorazijnzuur, waarvan in vorige nommers als bijtmiddel sprake was, is het dichloorazijnzuur van de formule; C2H2C1202 = C2HCI2O| 0. Het is eene kleurlooze, sterk bijtende vloeistof van 1>52 speo. gewicht bij 15° C. Het wordt bereid door in met zeer geconcentreerd azijnzuur, waarbij men eenig jodium vermengd heeft, een aanhoudenden stroom chloorgas te voeren , terwijl men de vloeistof tot het kookpunt verhit. Zij wordt eindelijk gerectificeerd, waarbij men hetgeen bij 192° overkomt, afzonderlijk verzamelt. Dit is zuiver dichloorazijnzuur. Mijnheer de Redacteur I fo No. 19 van uw geacht weekblad deelt gij als uwe oveituiging mede, dat een Heelmeester, die zich op eene plaats gevestigd heeft, waar reeds twee apothekers gevestigd waren , niet bevoegd is , geneesmiddelen te leveren. Deze overtuiging schijnt echter de Geneeskundige raad van Noord-Brabant en Limburg niet te hebben. Ziehier het feit. In Mei 1865 vestigde zich de Heer N., Heelmeester,

jop eene plaats, waar reeds langen tijd twee thekers | gevestigd waren, en leverde de geneesmiddelen aan I eigene patiënten. Bij het in werking treden der nieuwe wet werd hem door den Heer Inspecteur geen lijst, ter invulling van geneesmiddelen, welke hij voorhanden had, gezonden , maar wel werd hem door schrijven van den Inspecteur gemeld , dat hij geeue geneesmiddelen meer mocht leveren. I)e Heer N. ging echter voort, zooals nog, met het leveren van geneesmiddelen. . Toen nu de Heeren, belast met het visiteeren der apotheken inde plaats kwamen , hebben zij het eerste jaar de apotheek van den Heer N. niet geïnspecteerd ; verleden jaar echter hebben zij , ofschoon de Heer N. geen lijst overgelegd had aan den Inspecteur , toch zijne apotheek geïnspecteerd , en dus mijns inziens geconstateerd , dat hij geneesmiddelen mag leveren. Wie zondigt hier nu tegen de wet? of wel, de Inspecteur, omdat hij den heer N. belet heeft eene lijst van zijn voorhanden geneesmiddelen te hebben. Of wel, de heeren belast met het visiteeren der apotheken , omdat zij de apotheek van den Heer N. geïnspecteerd hebben ? Of wel de Heer N., omdat hij blijft geneesmiddelen leveren? en wie is dan belast, om diegenen, welke de wet overtreden, tot de uitvoering hiervan te verplichten? Mij schijnt het bestaan van dit feit reeds droevig genoeg voor eene wet, die reeds zoolang in werking is, en gij zult mij ten hoogste verplichten met het beantwoorden dezer vragen. Een Apotheker. Indien onze inzender de zaken juist heeft omschreven, is het ons onbegrijpelijk, hoe het aldaar vermelde feit onder het oog van het geneeskundig staatsbestuur kan blijven voortbestaan. De Inspecteur zou hebben gewaarschuwd , die waarschuwing zou inden wind zijn geslagen niet alleen, maar gecommitteerden uit den geneeskundigen raad zouden hebben medegewerkt tot het doen voortbestaan eener onwettige aflevering van geneesmiddelen J