van digitalisblad.en worden eerst met 300 deelen water gedeplaceerd'J -langzamerhand gedistilleerd water bijgevoegd tot eene colatuur van 600 deelen vaneen spec. gewicht van minstens 1,05. Bij deze colatuur worden gevoegd 50 deelen loodazijn , de vloeistof wordt gefiltreerd en het Altraat vermengd met 8 deelen koolzure soda en 4 deelen phospborzure soda en ammonia , vooraf in water opgelost. Men filtreert op nieuw en voegt bij de colatuur 8 deelen acidum tannicum, vooraf in water opgelost. Het daardoor gevormde praecipitaat wordt op een filtrnm verzameld en na bijvoeging van 5 deelen loodoxyde en 10 deelen dierlijke kool gedroogd. De droge massa wordt met eene genoegzame hoeveelheid wijngeest uitgetrokken , de alcoholische gefiltreerde vloeistof tot droogwordens verdampt en het terugblijvende met chloroform behandeld. De oplossing in chloroform wordt aan eene vrijwillige verdamping overgelaten. De terugblijvende neutrale massa is harsachtig van aard , heeft een eigenaardigen reuk en is zeer bitter. Het is voornamelijk inde zuivering door middel van chloroform, dat de meerdere sterkte van het digitaline gelegen is. Het acidum thymicum (thymznur , thymol) , een homoloog van het acidum phenylicnm , hebbende tot formule CjoDiiO, is door Perutz beproefd tot vervanging van het phenylzuur en den kreosoot, die beide door hun onaangenamen aanhangenden reuk walging en tegenzin bij de zieken verwekken. De proeven zijn zeer gunstig nito-p.vallftn hpi. thvmjnnr Jnppff Kü aan no i.
uugevaiien , net inymzuur heelt by een aangenamen reuk ontegenzeggélijke antiseptische eigenschappen en Perntz meent, dat het ineen niet ver verwijderd tijdperk het phenylzuur en den kreosoot zal vervangen hebben. Het acidum thymicum wordt verkregen uit de thvmolie (van Thymus vulgaris L.) , waarin het vermengd is met eeiie koolwaterstof, thymène geheeten , die tot dezelfde klasse van lichamen als de terpentijnolie, namelijk tot de camphenen behoort, en diensvolgens tot formule heeft ; C,0H16. Behandelt men thymolie met potassa- of sodaloog, dan lost het thyrazuur op en vormt een thymznur zout; het thymène , dat zich niet met de alcaliën verbindt, blijft terug. Door het thymznur alcali door middel vaneen zuur te ontleden , wordt het thymznur vrijgemaakt door afwassohing gezuiverd , gedroogd en eindelijk gedistilleerd. Ook kan men het acidum thymicum verkrijgen door de thymolie aan eene langdurige afkoeling bloot te stellen. Het vertoont zich dan in eene kristal- I lijne modificatie , terwijl hetgeen uit de potassaverbinding is afgescheiden , niet vast kan verkregen worden. Het kristallijne thymznur smelt bij 44» C. en kookt bij 330“. Eens gesmolten kan het zelden weder tot den : vasten staat gebracht worden. Zijn reuk is zwak, aan- i genaam en herinnert aan thym. Het is weinig oplosbaar ■ in water , zeer oplosbaar in alcohol en zooveel te beter, i naarmate deze minder water bevat. Het is ook oplos- ■ baar in aether en vette oliën. Het bezit geen roteerend i vermogen op het gepolariseerde licht. Met de alcaliën s vormt het oplosbare zouten, ,
Het acidum thymicum bezit de belangrijke eigenschap . zich met dierlijke huiden en weefsels te verbinden en . deze ongeschikt voor rotting te maken. Inden geconi centreerden staat heeft het een scherpen en bijtenden i smaak , maar bij eene zeer verdunde oplossing bemerkt ! men slechts den smaak der thym en eene frlschheid en verkoeling als bij pepermunt. Perntz geeft de volgende formulen voor de aanwending van het acidum thymicum. Lotio cum aoido thymico. IV- acidi thymici gr. 15, alcohol. 85°/0 dr. 1 , aquae destillatae unc. 30. Solve agitando. (Voor het verbinden van wonden.) Pomadum cum acido thymico. acid! thymici gtt. 2 a 20, axungiae unc. 1. Pilulae de acido thymico. acidi thymici gr. 3 , “Saponis medioati gr. 6 , extr. liquirit. q. s. Divide in 20 pilulis. (De sapo medioatus is onvermijdelijk voor eene goede verdeeling van het thymznur.) Als drank kan dienen eene emulsio of eene mixtuur, waarin alcohol tot oplossing van het zuur is. Als tandmiddel verdient het thymznur de voorkeur boven salpeterzuur, nitras ararentiens krfir,annt „n „L.
, moirto tugciuicus, Kreosoot en pbenylzuur en laat geen onaaugenamen reuk inden mond achter. Wordt het acid urn thymicum door vermeerderd gebruik goedkooper verkregen , dan zal het zich ook aanbevelen voor het bewaren van anatomische praeparaten. Met een mengsel van 1 deel acidum thymicum, 1 deel tannine, Va deel aniline en 35 deelen glycerine , kon Paquet gedurende eenige maanden ingewanden bewaren , zonder dat zij eenig bederf ondergingen. Oplosbaar joodamylum wordt volgens Quesneville op de volgende wijze bereid. Men neemt 1050 gram graanzetmeel (zonder eenig aardappelmeel) en 100 gram jodium, tot zeer fijn poeder gebracht en door eene zijden zeef gezegen. Men vermengt de poeders zorgvuldig en be| giet ze , ouder voortdurend omroeren, met 400 gram water en 100 gram alcohol. Men laat het fraai zwart geworden mengsel gedurende 15 a 20 dagen staan, droogt het vervolgens aan de lucht op teenen horden, met sterk papier bedekt, eindelijk inde droogstoof. Het volkomen droge poeder van joodamylum heeft geen reuk naar jodium en bevat nauwkeurig het tiende van zijn gewicht aan jodium. Het is nu nog volkomen onoplosbaar in water. Om het oplosbaar te maken , verwarmt men het ineen verglaasden pot op een zeer zacht vuur onder voortdurend omroeren. Deze bewerking vereischt weiniotijd en mén bemerkt aan den prikkelenden reuk, die zich ontwikkelt, dat de bewerking geëindigd is. Het is nuttig van tijd tot tijd te beproeven, of het poeder