Pharmaceutisch Weekblad
VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J, OPWIJRDA , Apotheker te lijmegen.
Het Pharmaceutisch Weekblad wordt eiken Zaterdag uitgegeven hij den Boekhandelaar D. B. CENTEN ie Amsterdam. Prijs per jaargang, franco per post, f 4,50. Alle stukken, ivelke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien , gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur, onmiddellijk of onder couvert van den Ui tgever uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór Donderdag te Nijmegen. Prijs der advertentiën: Van i tot 6 Regels f I.—, elke regel meer 15 Cts., behalve het zegelrecht.
3® Jaargang. | KOASSAG-, 18 Maart 1861?. | IV". 46.
Vonnis betreffende het leveren van geneesmiddelen dooreen genees-, heel- en vroedmeester op eene plaats, waar meer dan één apotheker gevestigd is. Door de arrondisseraents-rechtbank te Rotterdam is 5 Februari 11. een vonnis uitgewezen, van beteekenis voor de apothekers op plaatsen , tot het vroegere platteland behoorende. De heer Stewe, genees- , heel- en vroedmeester te Schoonhoven , was beschuldigd, als hebbende te Schoonhoven , in strijd met zijne- bevoegdheid , geneesmiddelen afgeleverd. Het feit der aflevering werd geconstateerd • er deed zich nu enkel de vraag voor omtrent de al of niet bevoegdheid daartoe van den heer S. ©ogenschijnlijk zou men meenen, dat hieromtrent geen twijfel kan bestaan , want te Schoonhoven bestaat meer dan ééne apotheek, en art. 5 der instructie van den plattelands-heelmeester verbood hem het afleveren van geneesmiddelen op plaatsen , waar meer dan één apotheker gevestigd is, zoodat art. 3Ü der Wet van 1 Juni 1865 , regelende de uitoefening der geneeskunst, niet op hem toepasselijk kan worden verklaard. De Minister ïhorbecke heeft in Januari 1866 Burgemeesters en Wethouders inde gemeenten, die dit betrof, aangeschreven tegen eene niet behoorlijke handhaving dezer bepaling te waken, zooals hier en daar plaats vond. En ziet de Rechtbank te Rotterdam heeft verklaard , dat de schuld vam den beklaagde van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit niet is bewezen en hem daarvan vrijgesproken. De overwegingen, die tot deze uitspraak geleid hebben , bepalen zich hoofdzakelijk tot het volgende : De instructie voor den plattelands-heelmeester is niet geplaatst in het Staatsblad, maar wordt alleen gevonden in het Bijblad tot liet Staatsblad, zoodat het bestaan dier instructie aan den Rechter niet op eene wettige wijze zijnde gebleken, hierop geen recht worden gedaan en het verbod in art. 5 gesteld als niet bestaande
moet worden aangemerkt, zoodat de beklaagde bij de invoering der wet van 1 Juni 1865 {Staatsbl. No. 60) alleszins bevoegd zijnde geneesmiddelen af te leveren en deze bevoegdheid dan ook te behouden, nu ook van het hem ten laste gelegde feit behoort te worden vrijgesproken. De laatste overweging schrijven wij in haar geheel over : O. dat al nam men eene tegenovergestelde meening aan, als zoude namelijk gemelde Instructie om in verband met art. 7 der Wet van 13 Maart 1818 (Staatsblad No. 16), waarmede het, als het ware, dan een geheel zou uitmaken, voor de heelmeesters voor wieu het werd gegeven verbindende te zijn , geene openbare afkondiging of plaatsing in het Staatsblad behoeven , maar dat het voldoende is , zoo deze Instructie bij hunne toelating tot de uitoefening hunner kunst , door het ter hand stellen vaneen exemplaar der Instructie ter hunner kennisse zij gebracht, deze beklaagde (ook met het oog op eene constante jurisprudentie) toch zou behooren te worden vrijgesproken , vermits het in het minste niet op eenige wijze is gebleken , dat de Instructie werkelijk bij de toelating van den beklaagde tot uitoefening der geneeskunst ter zijner kennis is gebracht. Deze laatste overweging heeft, naar ons inzien, het Openbaar Ministerie teruggehoudea,. appèl aan te teeken'en, zoodat de heer S. krachtens bovengenoemde uitspraak voortaan te Schoonhoven vrijelijk geneesmiddelen mag afleveren. Volgens een ingezonden stuk inde Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 Maart No. 70, was de aanklacht voor de Eechtbank geschied op een anoniem schrijven , geteekend Kuit Schoonhoven, en gericht aan den geneeskundigen inspecteur, en was op diens last door den heer A. vatï Scherpenzeel, plaatsverv. lid van den geneeskundigen raad, een ijverig en nauwkeurig onderzoek te dier stede ingesteld. Wij betwijfelen echter zeer, of aan de '' den heer S. door deze vervolging zulk eene jypote is bewezen , als de anonieme schrijver van \v v i