Pharmaceutisch Weekblad
VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J. OPWIJRRA , Apotheker te Nijmegen.
Het Pharmaceutiseh Weekblad wordt eiken Zaterdag uitgegeven hij den Boekhandelaar D. B. CENTEN ie Amsterdam. Prijs per jaargang, franco per post, ƒ4,50. Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien, gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur, onmiddellijk of onder couvert van den Uitgever, uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór Donderdag te Nijmegen. Prijs der advertentiën: Van 1 tot 6 Regels ƒ I.—, elke regel meer 15 Cts., behalve het zegelrecht.
36 Jaargang. | ZOSDAC, 12 Augustus 1866. j S°* I®-
De jaarlijksche herijk der medicinale gewichten. Art. 4 van Wet IY zegt: „In elke apotheek moeten voorhanden zijn nauwkeurige maten, gewichten en balansen.” Tot verzekering der juistheid bepaalt art. 24 : „dat de maten , balansen en gewichten door commissiën uit den geneeskundigen raad worden onderzocht,” waarbij nog gevoegd zijnde woorden : „De maten , balansen en gewichten kunnen door den arrondissementsijker onderzocht worden.” Deze laatste zinsnede deed bij de Commissie van Rapporteurs de bedenking rijzen: dat nu een jaarlijksche herijk van het medicinaal gewicht is weggevallen. Zij vond te gereeder aanleiding tot deze bedenking door het veranderen der woorden, voorkomende in art. 4 van het ontwerp van Juni 1862; „geijkte of jaarlijks herijkte gewichten en balansendoor de woorden „nauwkeurige maten, gewichten en balansen,” in het ontwerp van Ootober 1862 en in het laatst aangeboden ontwerp. Zij voegde daarbij de opmerkingen, dat een ijk voor balansen en wettelijke bepalingen voor pharma"ceutische maten worden gemist en dat het haar toescheen dat het ijken van medicinale gewichten eene toepassing is vaneen onwettig besluit, dewijl de wet van 21 Augustus 1816 de meest algemeene invoering voorschreef van het nieuwe stelsel en dus ook voor het in de geneeskunde gebruikelijk gewicht, maar toen dit laatste op bezwaren stiet, bij Koninklijk besl'tiit van 30 November 1817 het vroegere medicinale gewicht tot zekere hoogte in eere hersteld werd. De schijnbare onwettigheid der medicinale gewichten Werd door den Minister scherpzinnig wederlegd door de opmerking, dat inde thans geldende Pharmacopoea Neerlandica en Nederlandscbe Apotheek, ingevoerd bij de wet van 12 Augustus 1849 , het medicinale gewicht wordt vermeld. De opmerking omtrent het ijken der balansen werd door den Minister met stilzwijgen beantwoord, en die
omtrent de maten werd afgedaan inde algemeene bewoordingen: „Ben wettelijk voorschrift omtrent het bezigen van maten behoort gegeven te worden.” *) Omtrent de opmerking dat de gewichten der apotheek volgens art. 24, bij het slechts facultatief gestelde onderzoek door den arrondissementsijker, niet meer onderworpen zijn aan jaarlijkschen herijk, zegt de Minister: „Het facultatief gestelde artikel sluit geenszins een jaarlijksohen herijk uit.” **) Indien wij echter het wetsartikel nauwkeurig nalezen, dan komt ons de opmerking der Commissie van Bapporteurs alleszins juist voor, „dat de medicinale gewichten niet meer aan een jaarlijkschen herijk onderworpen zijn,” Immers, zij worden thans jaarlijks onderzocht door commissiën uit den geneeskundigen raad en mocht de arrondissementsijker twijfelen aan het voldoende van dit onderzoek, of wordt zijne. hulp door de commissiën ingeroepen, dan kunnen zij ook door dezen ambtenaar onderzocht worden, hunnen, staat er, niet moeten. Worden maten, balansen en gewichten bij den apotheker onnauwkeurig bevonden, dan is op hem toepasselijk, volgens de eigen verklaring des Ministers, de strafbepaling van art. 81; „Elke overtreding van de voorschriften dezer wet wordt gestraft met eene boete van ƒlO tot 200.” Waren de bepalingen omtrent het burgerlijk gewicht toepasselijk op het medicinaal gewicht, dan bestond er reeds eene strafbepaling in art. 479, 5° van den Code pénal, en dan was inde laatste zinsnede van art. 34 de bepaling omtrent het onderzoek der gewichten door den arrondissementsijker overbodig geweest. De jaarlijksche herijk der medicinale gewichten levert vooral bij de kleinere gewichten (drachma’s, scrupels) het bezwaar op , dat zij met de teekens spoedig overladen en onbruikbaar of bij het ijken gevaar loopen te worden. Bij de greinen behoort een o^Wj ') Geneest, wetten met de beraadslagingen Cl*., toezicht van R. J. Opwijrda bij H. C. A. fctg. öCa.>