B IJ B L A D TOT hET PHABMACEUTISCH WEEKBLAD van 3 December 1865, Ho. 31.

In het Pharm. Weekbl. van 10 September 1865 eene mededeeling gelezen hebbende omtrent de verschillende kina-alcaloïden, die inde onderscheidene kinasoorten kunnen voorkomen, zoo trof mij de eenvoudige wijze dezer verdeeling en groepeering in 2 afdeelingen , welke de modificatiën bevatten, die van de chinine en cinchonine zijn afgeleid, Toen ik weder ten opzichte der nomenclatuur las, dat gewone chinine dezelfde was die door den heer J, van Heijningen cc chinine genoemd wordt, dat chinidine dezelfde was als door denzelfden schrijver met den naam van /S chinine bestempeld , en verder chinine met 1 aeq. hydraatwater door het teeken en den naam P chinine onderscheiden, zoo besloot ik daaruit, dat volgens de eerste opgegevene groep ; Chinine C2O Hj2 N02 (of C4O H24 N204) gelijkstond aan a chinine en chinine 3HO. Chinidine C2O Hl2 N02 aan P chinine en chinine 2HO. Chinicine C2OH12NO2 aan P chinine en chinine IHO. Ik vond mij tot deze vergelijking nog meer genoopt, toen ik het artikel omtrent het 1*“ hydraat van chinine door den reeds genoemden schrijver in het Tijdschrift , ; 0 *-nra o-t'--*-*1. —l . v—i inde opgaaf, wat de nomenclatuur aanbelangt, eene verandering zag, en wel inden regel dat bijv. door ■/ chinine, chinine met 1 aeq. HO en bij gevolg chinicine werd aangeduid, in plaats zooals vroeger de schrijver gewone chinine als a. chinine of chinine 3HO bedoelde. Deze rangschikking met het oog op de meerdere of mindere hoeveelheid hydraatwater, maakte mij de bovenstaande vergelijking eenigszins moeielijk, en wel omdat zij in omgekeerde orde plaats vond en ik bepaalde mij daarom bij zijne eerste beschouwing, zooals door hem vóór de ontdekking van y chinine (chinine HO) gevolgd is, en zooals mij is gebleken bij de opgaaf der eigenschappen van a chinine en P chinine ineen artikel geplaatst in het reeds genoemde Tijdschrift van Haaxman, jaarg. 1849, pag. 101. De plaatsing van mijn artikel heeft ten doel, om bij mijne kunstbroeders te informeeren : I°. Of zij zich met deze bovenstaande beschouwing kunnen vereenigen. 2°. Of men die modificatiën van het chinine gelijk kan stellen met de veranderingen, die het alcaloïd ondergaat, opzichte van zijn verschillend gehalte hydraatwater;, die het bevatten kan, en zoo ja, 3°. Of die modificatiën, door inwerking van HO, S03 op zwavelzuur chinine en cinchonine-zouten bij verhitting, waarbij chinicine en cinchouicine ontstaat, moeten toegesohreven worden aan het onttrekken van één of meerdere aeq. hydraatwater door het gebezigde zuur?

40. Hoedanig de bedoelde groepeering in overeenstemming is te brengen met die volgens Dr. Kerner geplaatst in hetzelfde Tijdschrift van Haaxman, jaarg. 1864 pag. 303 alwaar van de volgende alcaloïden sprake is: chinine, a chinine, /? chinidine en r chinidine, behalve nog van cinchonine en ciuchonidine. 50. Eindelijk gelijk de chinidine ,van Leers tot de cinchoninegroep is teruggebracht en volgens het Handboek voor drogisten en apothekers van Kloete Nortier, dezelfde schijnt te zijn als die van Winkler, waarvan de formule is opgegeven C 36 H22 N2 02 of daarmede ook het chinidine van de formule Cm H4 NO, beschreven in het van Eegnault en Strecker’s scheikunde overeenkomstig is en als hetzelfde alcaloïd moet worden aangemerkt Ik vlei mij met eenig antwoord mijner collega’s.” Kan men rozenbottels werkelijk vruchten noemen? „Deze vraag kwam bij mij op, toen ik eenige rozenbottels aan een nader ondèrzoek en beschouwing onderwierp. Het resultaat daarvan was, dat ik bij het openen een lichaampje gewaar werd van eene eenigszins gladde oppervlakte ; bij de eene zijdelings aan den binnenwand gezeten en bij eene andere in het midden op een zoogenaamd zuiltje geplaatst; bij het doorsplijten hiervan werd ik daarin 2 andere lichaampjes gewaar, die in vorm veel overeenkomst met zaden hebben; overigens aan iden binnenwand overblijfsels van stamina, terwijl aan den top der bottel die van den calyx nog zichtbaar zijn. Wanneer ik nu volgens het werk van prof. Oudemans , Plora van Nederland, waarin het receptaoulum ten opzichte van zijne vergroeiing nog in 3 soorten van kransen onderscheiden wordt, den van buiten met stekels bezetten wand voor eene vergroeiing van den le" krans aanzie, hetwelk dat gedeelte is , dat tusschen de corolla en den calyx gelegen is, en de aan den binnenwand gelegene draadvormige verlengsels als overblijfsels der stamina beschouw, zoude men dan dat lichaampje met die eenigszins gladde opperhuid niet als de eigenlijke vrucht kunnen aanmerken, dewijl men de 2 andere daarin gevondene als zaden representeerende, zoude kunnen beschouwen ? Aangenaam zoude het mij zijn, indien heeren Collega’s of Botanici mij met hunne meerdere kennis daaromtrent zouden willen voorlichten.” Utrecht. C. M. van Deventeu, Apotheker Verscheidenheden.,-^^ Voor eenige jaren heeft vuVd, het chloröphyl of plantengroen uit 8 kleursel®)! 'bestand, eene blauwe door hem phyllocyanihe!j£espp|k?n|bn;,|ene