stantinopel door de verwisseling van jalappewortel met
de knollen van Aconitum ferox, die aan een drogist aldaar uit Calcutta waren overgezonden. In Buchner’s Eepertorium worden door Prof. Dr. Schroff nadere bijzonderheden medegedeeld omtrent deze verwisseling , die aan onderscheidene personen het leven heeft gekost, benevens eene beschrijving van den wortel, die tot het ongeluk aanleiding heeft gegeven. De verwisseling kan niet plaats hebben met onzen officinalen jalappewortel, afkomstig van Convolvulus Purga Wender. , omdat deze laatste meestal in eene peervormige of kogelvormige gedaante voorkomt en bij de grootere exemplaren inde lengte verschillende insnijdingen worden waargenomen , terwijl de Aconitum-Wortel langwerpig is, en er geene insnijdingen aan worden gevonden. De verwisseling kan voornamelijk plaats hebben met den stengelvormigen jalappewortel van Convolvulus orizabensis Le Don., Ipomoea orizabensis Pellet. Het onderscheid bestaat inde volgende kenmerken : Het benedenste gedeelte van den stengel van Aconitum ferox gaat evenals bij het grootste gedeelte onzer inheemsche Aconitumsoorten , inden regel slechts in één , soms in twee, meer zeldzaam in drie of vier knollen over. Men ziet hieruit op verschillende plaatsen zonder regel zeer dunne wortels voorkomen , die meestal afgebroken zijn en langzamerhand kleiner eindigen, zonder gedurende hun loop verdikkingen te vormen. Geheel verschilt hiervan het wortelsysteem der Convolvulaceën in het algemeen en van die in het bijzonder, waarvan de jalappewortel wordt ingezameld. Van de hoofdknollen gaan onderscheidene vertakkingen uit, die zich gedurende haren langen loop tot nu eens ronde, dan langwerpige knollen meermalen verdikken. Deze langwerpige verdikkingen van Convolvulus orizabensis zijn het , welke onder den naam van stengelige jalappe inden handel bekend zijn. Van deze knolaohtige intumesoentiën gaan echter geene wortelen uit, zoodat de stengelige jalappe de overblijfsels der wortelen mist. Slechts de kleinere exemplaren zijn volledig en bieden de meeste overeenkomst met Eadix aconiti ferocis aan , de grootere daarentegen zijn inde lengte in twee of vier deelen verdeeld, hetwelk bij Eadix aconiti nooit het geval is. Bij den laatsten ziet men van de hoofdvaatbundels des knols uitloopers naar de wortelen zich begeven; men kan ze gemakkelijk volgen, hetwelk natuurlijk bij de jalappe nooit het geval is. Elke jalappewortel bezit op zijne doorsnede eeuige of zelfs meerdere concentrisch verloopende grauw tot zwartgrauw gekleurde, nu eens breedere, dan smallere ringen, die het ingedroogde harsige melksap bevatten. Laat men alcohol op deze plaatsen en op microscopische doorsneden werken , dan kan men het opnemen van den alcohol door de harsbolletjes opmerken en voegt men er water bij, dan wordt de vloeistof melkachtig troebel. lets dergelijks ziet men volstrekt nie:t bij de doorsnede van ■Radix aconiti ferocis. Deze toch is vuilwit, kan gemakkelijk tot poeder worden geschaafd, waarbij hij stuift, dewijl de amylumkorreltjes, die inde cellen bevat zijn, zich in de lucht verspreiden. Een kenmerkend onderscheid le-
veren ook nog de vaatbundels, s—lo in getal, die aan den cambiumring tusschen de bast- en mergzelfstandigheid van elkander gescheiden te voorschijn treden, aan hunne donkere kleur kenbaar zijn en wier kern uit dikwandige geelgekleurde prosenchymcellen bestaat. Nog levert de vorm der amylumkorrels verschil op en eindelijk ook nog dit, dat de jalappewortel kristallen van zuringznren kalk bezit, welke de wortel van Aconitum ferox mist.
De wortel van Aconitum ferox, eene plant, welke in de Noordelijke deelen van Hindostan tehuis 'behoort, wordt aldaar als een vergift en tevefis als geneesmiddel (tegen rheuraatisme) aangewend. De inwoners noemen dezen wortel „Eikh” en wenden hem aan, om tijgers en andere roofdieren te dooden. Volgens de overlevering vergiftigen zij er bij een vijandelijken aanval de bronnen mede. De wortel wordt naar Engeland gevoerd en voornamelijk door Morsson te Londen tot de bereiding van aconitine aangewend. (De verwisseling met den jalappewortel zal ontstaan zijn door eene fout bij de inscheping te Calcutta). Het Engelsche aconitine van Morsson is veel sterker dan het Duitsche uit inheemsche Aconitum-soorten bereid. Terwijl 0,01 en 0,008 gram van het Engelsche een konijn binnen 4—6 minuten doodde, was hiertoe 0,8 gram van het Duitsche noodig. Ook bestaat er bepaald verschil inde werking op het organisme. Zelfs eene geringe hoeveelheid van het Engelsche aconitine werkt hoogst prikkelend op de huid. – 3 Decigram van den wortel van Aconitum ferox zullen voldoende zijn , om een mensch te dooden. Eindelijk vermeldt Sohroff nog, dat bij de Aconitumsoorten de wortel het meest van het vergiftige beginsel bevat, vervolgens het kruid, het minst het zaad. Aconitum Napell'us L. is de vergiftigste .der inlandsche soorten , daarop volgt Aconitum variegatum, L. en Aconitum paniculatum Lam. Vrij van scherp beginsel en tevens arm aan narcotische stof is Aconitum Anthora L., die vroeger als antidotum tegen de vergiftiging door Aconitum met blauwe bloemen werd aangewend. Aconitum Lycoctonum L. bevat volgens Schroff in het kruid volstrekt geen vergiftig beginsel, waarmede het verhaal van Linnaeus overeenkomt , die tot zijne groote verwondering in Lapland zag, hoe de inwoners dit kruid als moesspijs gebruikten, zonder er nadeelige gevolgen van te ondervinden. De wortel daarentegen overtreft dien van Aconitum Napellus in vergiftigen aard, hoewel hij zich door geen bijzonder scherpen maar slechts door den bitteren smaak onderscheidt. * Onderzoek van tin öp een loodgehalte. Eene Eransche militaire verordening van 11 Juni 1864 schreef bij de militaire hospitalen het vertinnen met zuiver tin voor, alsmede een scheikundig onderzoek van het metaal op zijne zuiverheid bij elke nieuwe vertinning der toestellen ,om eene loodlegering te vermijden. De zuiverheid van het tin wordt volgens Jeannel op de volgende wijze bepaald. Men behandelt 5 decigram van het in spaanders verdeelde metaal met een overvloed van salpeterzuur, hetwelk met een derde van zijn gewicht