B IJ B L Al> ÏOT HET PÏÏARMACEÜTISCH WEEKBLAD van 26 Maart 1865, Ko. 48. Bevattende : Beraadslagingen over Ontwerp II en 111 der Wet op de Geneeskunst.

Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zaturdag 18 Maart zijnde beraadslagingen over Wetsontwerp II weder aangevangen, nadat de Commissie tot onderzoek inde sectiën over de door de Eegering voorgestelde veranderingen verslag had uitgebragt. Op art. 1 (het vroegere art. 3, terwij 1 art. 1 van het oorspronkelijk ontwerp vervallen is) is door den heer Godefroi een amendement voorgesteld en door den heer Geertsema aan – gevuld, inhoudende de bepaling, „dat zij, die het doctoraal examen hebben afgelegd en tot de promotie zijn toe ge" laten, slechts eeiij praktisch examen hebben af te leggen, in afwachting, tot de wet op het Hooger Onderwijs anders besohikke.” Dit amendement waarmede zich de Minister zeer goed kon vereenigen, is met 39 tegen 34 stemmen aangenomen. Op Art. 3 (de bevoegdheid der officieren van gezondheid) is door den heer van Mulken een amendement voorgesteld, en het artikel tot Maandag aangehouden. Art. 3—«o regelende het examen der toekomstige genees-, heel- en verloskundigen zijn bijna zonder verandering met algemeene stemmen aangenomen. Maandag 30 Maart. Als wijziging vaneen amendement van den heer van Mulken is door den Minister voorgesteld , te bepalen , dat de rang van officier van gezondheid aan de kweekelingen van ’s Eijks kweekschool voor militaire geneeskundigen niet wordt verleend , dan nadat zij volgens de wet de bevoegdheid tot uitoefening der geneeskunst in het geheele rijk verkregen hebben. Deze bepaling door den Heer Poortman als amendement overgenomen is biet 41 tegen 13 stemmen aangenomen. Art. 3—5 waren reeds inde vorige zitting aangenomen. Op art. 6 bevattende de vrijstellingen van sommige examens zijn als amendementen van den Heer Kapeyne van de Coppello aangenomen : tot vrijstelling van sommige examina voor hen , die aan eene Nederlandsche Hoogeschool den graad van candidaat inde geneeskunde hebben verkregen , alsmede Van hen , die , na afgelegd examen , het regt tot uitoefening der geneeskunde in haren geheelen omvang in een ander Eijk verkregen hebben. Art. 7 en 8 (het examen der leerling-apothekers en hulpapothekers) zonder discussie goedgekeurd. Bij Art. 9 (het examen der apothekers) is de laatste alinea weggelaten, houdende vrijstelling der verpligting om een bewijs over te leggen , van minstens twee jaren als hulpapotheker binnen dit koningrijk werkzaam te zijn geweest, voor hen die den rang van militair apotheker bezitten of bezeten hebben; daarentegen bijgevoegd : „voor hen , die aan eene Nederlandsche hoogeschool het

doctoraal examen inde pliarmacie hebben afgelegd en tot de promotie zijn toegelaten , bepaalt zich , totdat de wet op het Hooger Onderwijs anders beschikt, het examen tot verkrijging der bevoegdheid van apotheker tot het praktisch examen.” Goedgekeurd. Als nieuw artikel 10 goedgekeurd .- „De rang van militair apotheker wordt niet verleend dan aan hen , die de bevoegdheid van apotheker volgens de wet hebben verkregen.” Dingsdag 31 Maart. Art. 13—14 van Wetsontwerp II goedgekeurd, zoo mede twee nieuwe artikelen door den Minister voorgesteld: het afgeven van akten van' bekwaamheid en de som bij het verkrijgen der akte te storten, bedragende o. a. voor apotheker ƒ5O , voor hulpapotheker ƒ3O, voor leerling-apotheker ƒ 10. Toen zijn op voorstel, van den Voorzitter de verdere disoussiën over Ontwerp II geschorst, wegens wijzigingen inde overgangsbepalingen door den Minister, die eerst gedrukt en onderzocht moeten worden. Een overgangsbepaling is o. a. bij art. 19 te voegen: „Zij , die bij de invoering dezer wet den rang van militair apotheker bezitten of bezeten hebben en op eervolle wijze de dienst hebben verlaten, hebben zonder nader examen de bevoegdheid van apotheker.” Vervolgens is met eene kleine meerderheid besloten, onmiddelijk de beraadslagingen over Ontwerp 111 (de uitoefening der geneeskunst) aan te vangen. Zij zijn tot art. 8 voortgezet. Bij art. 3 is aangenomen eene wijziging van den Heer van Bosse , tot weglating van het verbod aan een niet geneeskundige om een geneesmiddel aan te bevelen, en tot het doen vervallen van de omschrijving wat een geneesmiddel is , als ligt aanleiding gevende tot veel misverstand en verschil van meening , iets dat, waar het strafbepalingen geldt, zooveel mogelijk vermeden moet worden. Woensdag 33 Maart. In deze zitting zijnde beraadslagingen gevorderd tot art. 14. Onderscheidene artikelen zijn gewijzigd of aangehouden. Art. 9, waarmede de beraadslaging aanving , de bevoegdheid gevende aan geneeskundigen , in plaatsen waar geen apotheker gevestigd is, geneesmiddelen af te leveren, en wijders omschrijvende de voorwaarden en verpligtingen aan die bevoegdheid verbonden , is ten gevolge vaneen aantal amendementen op dit art. door den Heer Geertsema voorgesteld, aangehouden, totdat die amendementen gedrukt en rondgedeeld zijn. Over dat ééne artikel heeft de Heer Westerhoff eene rede van 1.1 uur gehouden. , de Poorter sprak er tegen en moest door (Ipn A7oorzittert/j driemaal herinnerd worden zich te bep^jft£v *