Art. 10. Vermoedt de apotheker in het recept eene welligt schadelijke vergissing, enz. Tegen de bepaling van eene dosis maxima, die niet overschreden mag worden zonder bepaalde aanwijzing van den geneesheer, dat zulks zijne bedoeling was, kan o. i. niet met grond worden aangevoerd, dat zulks op den patiënt ongunstig zou werken (zie de Memorie van Beantwoording 1). De geneesheer zou dit teeken voor den patiënt kunnen verborgen houden, en des noods van tijd tot tijd kunnen wijzigen in overleg met den apotheker.

Ten slotte verzoeken wij eerbiedig, dat het U moge behagen deze bedenkingen in overweging te nemen, en regt te laten wedervaren aan het hoofddoel, waarmede wij deze onder uwe aandacht hebben trachten te brengen: het verkrijgen van meerder vrijheid van handelen als zelfstandige burgers. Deze vrijheid, door deze Wet op allerlei wijzen beperkt, hopen wij alsnog te verkrijgen door uwe tusschenkomst. ’s Hage, October 1864>. J. MOÜTON & ZONEN. Gaarne hebben wij voor dit ons toegezonden adres der hooggeschatte Collega’s te ’s Gravenhage eene plaats ingeruimd , zonder daarmede echter te verklaren, dat wij het in alle opzigten met adressanten eens zijn. Vooreerst schijnt het ons toe, dat de ambtseed in zijn geheel kan behouden blijven, daar zulks inden regel bij het aanvaarden van elke betrekking plaats heeft, niettegenstaande op het niet nakomen der verpligtingen straffen bedreigd worden. Alleen ia zooverre het inde bedoeling der adressanten ligt, hun ongenoegen te betoonen over het mistrouwen jegens de apothekers, dat inde geheele wet op de artsenijbereidkunst doorstraalt, blijkt ons hunne meening gegrond. Verder zal art. 9 van Wetsontwerp 111 bezwaarlijk anders te redigeren zijn. Men kan toch niet vaneen geneesheer vergen, dat hij met het houden zijner eenmaal ingerigte apotheek eindigt, wanneer zich op zijne woonplaats een apotheker gelieft te vestigen, want dan kon het gebeuren, dat de apotheker, geen genoegzaam bestaan vindende, haar bijv. met één jaar weder verliet, waardoor de geneesheer inde verpligting zou komen, weder met zijne apotheek aan te vangen. De tijd zal het best leeren, welke plaatsen voor eene afscheiding van geneesheer en apotheek geschikt zijn. Art. 7 van Wetsontwerp IV zal wel is waar ,geen volledigen uitslag opleveren, maar het opent althans den weg tot eenige controle der geneesmiddelen, die niet in de Pharmaeopoea vermeld zijn. De opmerking in het adres omtrent de geheel verschillende wijze, waarop geneesheeren en apothekers bij verzuim, vergissing enz. worden behandeld, vinden wij zeer op haar pas aangebragt en hopen wij , dat bij de behandeling der Ontwerpen de aandacht der Kamer zal trekken. Red. ter hand moeten staan, en de bepaling, dat al deze geneesmiddelen in eene afzonderlijke kast afgesloten moeten bewaard worden, kan dus onmogelijk juist worden nagekomen. Bovendien kan de Apotheker zich gemakkelijk aan de bedoelde verpligting onttrekken, door zulke geneesmiddelen van het eene oogenblik tot het andere , dat hij ze gebruikt, in zijne nabijheid te houden. Beter ware het daarom, naar onze bescheidene meening, dat de afsluiting alleen verpligtend werde gemaakt gedurende den tijd (in dit artikel nader te bepalen), dat de Apotheker of de waarnemende Hulpapotheker niet onmiddellijk toezigt houden kan op deze geneesmiddelen. 1) »Het bepalen van eene dosis maxima, bij welker overschrijding ••een teeken aan het recept zou moeten worden toegevoegd, zou op de ‘•lijders, die weldra met dat teeken bekend zouden zijn, ongunstig *» werken.” MEDEDEELINGEN VAN D. B. TE U. Oleum petrae vemlscht door Oletua terebinthinae. Hiertoe is door Bolley jodkalium aanbevolen. Men schudt de verdachte olie met een weinig in water opgelost zui-

ver (neutraal) jodkalium; is terpentijnolie aanwezig, dan kleurt zich de waterige vloeistof onder de olie aanstonds geel, zelfs wanneer van terpentijnolie slechts 3J bij de steenolie was vermengd. Zuivere steeuolie vertoont deze kleuring geenszins. Gecoaguleerde melk en ammonia. Door leb gecoaguleerde melk zal bij toevoeging vaneen spoor ammonia wederom eene homogene vloeistof vormen, welk verschijnsel in pathologische!! zin mogelijk niet onbelangrijk is. Klaring van likeuren enz. Likeuren en dergelijke stroopaardige alcoholische vochten kunnen goed geklaard worden door toevoeging vaneen weinig melk en aluin. Suiker in urine te bepalen. Door de verdachte urine met een half deel chloroform te schudden en eenigen tijd te laten staan. Het mengsel scheidt zich in twee lagen, die door eene pipet van elkander kunnen worden afgezonderd. De heldere bovenlaag wordt bij vrijwillige verdamping stroop■ achtig en zet de suiker in wratvorm af. Deze kan dan met het proef vocht van Pehling of op andere wijzen als zoodanig herkend worden. Chioorzilver langs den natten weg te reduceren. Bij nog vochtig chioorzilver voegt men -J- in gewigt bijtende potassa of soda (potassa- of soda-hydraat), eene 3—4 voudige hoeveelheid water, —4 dl. glycerine, en kookt omtrent 15 minuten onder herhaalde toevoeging van eenig water, zooveel er verdampt, totdat de reductie is volbragt. Glycerine kan hierbij door honig of slijmsuiker vervangen worden. Looizuur volumetrisch te bepalen. Door eene met sal ammoniak vermengde oplossing van tartarus emeticus, waarbij zeer goed kan worden waargenomen, wanneer al de looistof (acid. tannicum) gepraecipiteerd is, 3,6111 Gram gedroogde tart. emeticus worden met een weinig sal ammoniak in eene kan water opgelost. ledere ku- centimeter hiervan representeert 0,005 gram acid. tannicum. Noch galnotenzuur noch kleurstoffen worden door dit vocht neergeslagen. Water ia stoomketels of dampbaden spoedig tot koking te brengen. Hiertoe wordt aanbevolen eene laag zand op den bodem te brengen dooreen ijzerdraadnet bedekt. Bij zekere hoeveelheid komt het water in 0,6 van den tijd eer in koking dan zonder zand of draadnet. Extractum alcoholicum filicis maris aanbevolen in plaats van het extr. aethereum. Benzine. Zuiver zijnde mag dit vocht door zwavelzuurhydraat bijna niet gekleurd worden. U. D. B. VINUM TARTRAÏIS KALICO-FERRICI. Mijnheer de Redacteur! In het Pharmaceutisch Weekblad No. 35 wordt het gevoelen der ambtsbroeders iugeroepen omtrent de bereiding van Vinum tartralis Icalico-ferrici en daarbij de vraag geopperd , of de Tartras kalico- ferricus in doorschijnende donker granaatroode schubben voor dit praeparaat niet uitmuntend geschikt zou zijn ; met de nadere bijvoeging, dat hoe juist, en hoe gemakkelijk zij ook wezen moge , men het de collega’s moet afraden , omdat het wel eens is voorgekomen, dat Leden eener geneeskundige commissie aanmerkingen op de aldus bereide Tinctura martis aperiens gemaakt hebben, aangezien dit praeparaat niet in allen deele (voornamelijk op haar uiterlijk voorkomen) aan de vereischten der Pharmaeopoea Neerlandica voldeed. Naar mijn gevoelen mag voor de bereiding der Tinctura martis aperiens de Tartras kalico-ferricus nimmer