waarlijk niet consequent doorgevoerd, is vooral na de onderzoekingen van Berthelot over de verbindingen van glycerine met zuren en die van Wurtz over de glycolen enz. voor goed inde scheikundige wetenschap opgenomen. Aan uitvoerige behandeling van dit gedeelte kon thans niet gedacht worden, daar het als van zelve ons te midden der talrijke onderzoekingen van den tegenwoordigen tijd zoude brengen.) Het journalistisch rapport, bij monde van het lid Notenboom uitgebragt, behandelt de volgende onderwerpen: 1. Over het hiïodetum kalicum. Men zie over dit onderwerp: Tijdschrift voor Wetenschappelijke Pharmacie, 1861. No. 3, pag. 87. 2. Verlclaring van het verschijnsel, dat het opgelost iodetum amyli vertoont, wanneer het verwarmd en weder af gekoeld wordt; door E. Baudrimont (zie Tijdschrift 1861, No. 8, pag. 87.) 3. Over eene bereiding van Rhodanetum ammonicum. Wanneer sulphidum carbonieum met ammonia in aanraking komt, wordt er rhodanetum ammonicum gevormd. E. Mi 11 o n heeft in deze reactie het middel gezocht, om dit zout op eene gemakkelijke wijze te bereiden. Zulks is hem met behulp van wijngeest en een overvloed van ammonia gelukt. De vorming heeft plaats volgens de vergelijking; 2C S2 + 4NHS = NH4, C2NS2 + 2(NH4S). Men neemt 15 vol. wijngeest van 86 pCt., 15 vol. ammonia liquida met 2 vol. sulphidum carbonieum. De zwavelkoolstof lost grootendeels oogenblikkelijk op, waarbij de vloeistof eene oranjekleur aanneemt. Men laat het mengsel 24 uren rusten ; daarna destilleert men % van de vloeistof, hetwelk de wijngeest en de sulphas ammonicus bevat. Het inde retort terugblijvende bevat de gevormde rhodanetum ammonicum, die door uitdamping en bekoeling tot kristallen gebragt en door recrystallisatie gezuiverd wordt, (Journal de Pharm. et de Chimie.)

82