treden, die daarop geantwoord had, dat het mengsel inde opgegeven verhouding, in eene naauwkeurig met kurk gesloten flesch , goed met blaas digtgebonden, gedurende den opgegeven tijd in het zonlicht moest geplaatst worden, wanneer het dan ontkleurd zou worden. Hoewel deze voorzorgen naauwkeurig waren opgevolgd geworden, zoo deelde de Heer Nor tier mede, dat andermaal met inachtneming van al de voorschriften een mengsel was ingezet en zoo veel mogelijk in het zonlicht geplaatst geworden; dat dit mengsel reeds gedurende ééne maand aldus gesteld was, zonder verandering te hebben ondergaan, doch dat eerst nog de naderende zomerzon zal worden afgewacht , ten einde te zien, of deze meer invloed zal kunnen uitoefenen en dat van den uitslag alsdan verslag aan de vergadering zal gedaan worden. Door den Heer Brouwer werd, als vervolg op zijn „Overzigt der beschouwingen omtrent de constitutie der zoogenaamde organische verbindingen (zie Berigt Eebr. 1861, p. 52), eene verhandeling gehouden. Spreker begon met de uiteenzetting van de théorie der veelbasische zuren van Liebig (1838), vergeleek deze met de oudere schrijfwijze en gaf tevens de uitbreiding op, die G-erhardt en Laurent later aan deze théorie gegeven hebben. Na eene aanhaling van wat Grove in zijn boek, getiteld: Correlation of physical forces, over de atomthéorie zegt, werd uiteengezet wat Gerhardt door de woorden alom, molecule en aequivalent en eveneens door atom-, moleculair- en aequivalent-gewigt verstaat. Ofschoon de stelling, dat een element werkelijk meer dan één aequivalent kan hebben, niet anders is dan eene uitdrukking der zuivere waarneming eu alzoo eigenlijk geen betoog behoeft, zoo werd hierbij toch kortelijk stil gestaan en de gezegden en feiten van Mulder, Laurent en Gerhardt en Will, op dit punt betrekking hebbende, aangehaald. Tevens werd er hier op gewezen, hoe scheikundigen van naam, als Kolbe en Streek er, door eenmaal ingezogen begrippen zóó verblind
80