vattend kiemwit, omsloten dooreen uit twee cellenlagen bestaand Epispermium. In sommige deelen komt de structuur van B met die van A overeen. Zij is echter voorzien van eene cuticula. Het weefsel van het mesocarpium bestaat uit grootere cellen dan bij A, slechts de binnenste cel-lagen bestaan uit kleiner weefsel, terwijl de karakteristieke verdikte cellen, waaruit het Endocarpium bij A bestaat, geheel ontbreken. Het zaad levert weinig verschil op tusschen A en B, alleen is het zetmeel bij de laatste grooter, echter nog geen YĆ©oo m-m- in doorsnede. Bovenstaande beschrijving van B, past slechts op die vruchten, welke geheel vol zijn, maar die ook het grootste deel uitmaken; die, waarin het zaad los ligt, zijn in structuur geheel met A overeenkomstig. En zou men thans nog mogen zeggen: zij komen in botanische kenmerken geheel overeen P Zouden wij op deze structuur nog mogen besluiten, dat het vruchten zijn van eene en dezelfde plant? En zoo dit mogelijk zij, is dan A de jeugdige, Bde oudere toestand van ontwikkeling ? De weinige veranderlijkheid waaraan de organen ter vruchtvorming onderhevig zijn, laat niet toe te denken aan eene mogelijke variatie inde structuur. Dat die harde verdikte cellen spoorloos opgelost zouden zijn, op een later levenstijdperk, is eene onmogelijkheid, ten minste zou het als zoodanig wel het eerste geval zijn. Er zou dan toch ook eene ruimte ontstaan, die wij hier niet vinden. Integendeel, daar , waar die cellen aanwezig zijn, is eene ruimte ontstaan tusschen zaad en zaadhuid, die wij echter aan een beginnend verdroegen van het zaad kunnen toeschrijven. Willen y> ij dan toch deze vruchten houden van dezelfde plant afkomstig te zijn, dan zou A veeleer een oudere of rijpe toestand en Been onrijpe zijn, waarin langzamerhand die harde cellen zich konden vormen en verdikken, waardoor tevens aanleiding gegeven werd, dat het zaad zich later van de zaadhuid afzonderde.

291