van gedestilleerde wateren hebben opgenomen en het verwerpen der versche planten als algemeen aangenomen schijven te beschouwen.
Intussehen schijnt de ware oorzaak van dit spoediger bederf der gedestilleerde wateren uit versche dan uit drooge plantendeelen bereid, niet onbekend te zijn geweest aan onderscheidene waarnemers in Frankrijk,die in het begin dezer eeuw geleefd hebben, op te maken uit de aanhoudende pogingen welke in dien tijd werden in het werk gesteld, om den vorm der destilleer-toestellen te verbeteren. Zoo heeft Descroisilles in 1806 (Ann. de Chimie, t. LVII, p. 175, eene verhandeling geschreven, waarin hij de ontleding der gedestilleerde wateren aan eene enkele oorzaak , namelijk, de onvolkomenheid der destilleervaten, toeschreef. Hij beval een helm aan, waarin de dampen een langen weg verpligt waren af te leggen, eer zij gecondenseerd werden en hij verzekerde op deze wijze waters te hebben bekomen welke zich zeer goed hielden. In 1825 deelde Buchner (Journ. de Pharm. t. XI, p. 147) mede, dat, wanneer het aqua florum Aurantiorum, Melissae, Tiliae enz. uiteen waterbad aan eene redestillatie werden onderworpen, en slechts het eerst overeenkomende aromatieke gedeelte werd opgevangen, deze gedurende vier jaren in goeden staat konden bewaard worden. Deze wijze echter werd niet in praktijk gebragt, zeker ten gevolge van het bezwaar, dat eene herhaalde destillatie uit een waterbad medebrengt en voorzeker om de langzame wijze, waarop de destilleer-toestellen verbetering ondergingen, om te worden hetgeen zij tegenwoordig zijn. Hoe dit zij, zoo was het op dien tijd, dat men er op bedacht was, de gedestilleerde wateren uit gedroogde planten te bereiden; want men vond, dat een gedestilleerd water van eene gedroogde plant bereid, veel langer deugdzaam bleef, dan hetzelfde water uit de versche plant bereid. Dit feit was waar, als men zich van toenmaals in gebruik zijnde toestellen bediende, maar dit is tegenwoordig niet meer het geval, nu de verbetering onzer destilleer-toestellen en de toe-
272