Opmerkingen bij eenige door de Parmacop. Neerl. aangegeven bereidingen; door D. van
Penningen van Helsdingen Apotheker in het gesticht Meerenberg (1).
Zincum purum. Wanneer wij in aanmerking nemen, de Pharm. Neerl. van dit metaal eerst de bereiding vaneen gezuiverd aangeeft, om daarna een afzonderlijk hoofdstuk te wijden voor de daarstelling vaneen zuiver metaal, zouden wij met grond vooronderstellen, dit laatste werkelijk zuiver was. En dit is geenszins ’t geval, want de Ph. Neerl. zegt zelf „op eene kleine hoeveelheid ijzer na is aldus bereid zink zeer zuiver.” Hier wordt een voorschrift ter bereiding vaneen zuiver metaal aangegeven, waarvan het resultaat moet zijn, dat men een onzuiver verkrijgt. Zink dat ijzer bevat, kan toch den naam van zuiver zink niet dragen. En thans de bereid ding zelve van dit ijzerhoudende zink. Gelijke deelen zink en salpeter zal niet bedoeld worden, ’t doel is toch om ’t aanwezige arsenik in arsenias kalicus om te zetten, en niet om het zink en zinkoxyd te veranderen. De verhouding van één deel zink en yg deel uitras kalicus leverde mij een goed resultaat, ofschoon toch een weinig zink in zinkoxyd werd veranderd, ’t Volgende voorschrift is, hoewel een (1) Door den Schrijver uitgenoodigd eenige opmerkingen bij de door de Pharm. Neerl. aangegeven bereidingen in dit Tijdschrift te plaatsen, voldoe ik hieraan met de mededeeling, dat de beschouwingen, waartoe deze opmerkingen aanleiding kunnen geven, geheel voor rekening van den Schrijver blijven. Intusschen moet, met betrekking tot de beide ingezonden artikelen worden opgemerkt, dat de aanmerkingen omtrent de onjuistheid van het voorschrift voor de bereiding van zincum purum en de zamenstelling van den aethiops martialis reeds gemaakt zijn in dit Tijdschrift 1852, en Dr, M. J. Cop, Aanteekeningen op de Pharm. Neerl. 8e deel le aflev. P. 16—31 en p. 59—69 p. j. h.
261