Tot de vette oliën behooren : Boomolie of olijfolie , amandelolie , aard-amandelolie (Cyperusolie), raapolie, Bebenolie (van G-uilandina Moringa L.), klaauwvet (axungia pedum Tauri), en ook wel ricinusolie, enz. Opdroogende oliën : Lijnolie , papaverolie , nootolie, levertraan , traan, hennipolie (01. Cannabis), 01. Miagri sativi (Dotteröl) enz. Tusschen deze beide afdeelingen kan men plaatsen: de Sesamolie, Madiaolie, gezuiverde katoenzaadolie, zonnebloemolie enz. Deze worden aangeduid door de benaming onbepaalde oliën. Men verdeelt bovendien de oliën ook in plantaardige en dierlijke oliën, naar dat zij uit het planten- of dierenrijk verkregen zijn. De reagentia voor het olie-onderzoek benoodigd zijn: 1) koperschaafsel; 2) salpeterzuur van 1,2 S. G.; 3) zwavelzuur van 1,830 S. G.; 4) sodaloog van 1,33 S. Gr.; 5) alcohol van 0,820 8. G. Men vangt het onderzoek der olie aan door waarneming van den reuk, de smaak ,de kleur, vloeibaarheid en soortelijk gewigt. Dit soortelijk gewigt is echter bij de vloeibare oliën nimmer als juist, maar benaderend aan te nemen, daar dit zeer verschilt naar de wijze van bereiding, den ouderdom enz. der oliën. Bij de hieronder genoteerde is dit gewigt bij 17,5° C. aangenomen. Olie van het hatoenzaad (gezuiverde). Is geel of bruinachtig geel, van 0,920 S. Gr.; wordt vast bij + 1 tot 3° C, Is meer of minder zacht van smaak. Behenohe. Is kleurloos of geelachtig en smaakloos. Wordt moeijelijk rans. S. Gr. = 0,910. Is nog dik vloeibaar bij -f- 20g. Bij -{- 25° dunvloeibaar. Traan (van Balaena rostrata). Geelachtig, reukloos, walgelijk van smaak. S. G. = 0,805 Verdikt zich inde lucht en geeft bij drooge destillatie slechts sporen van acroleïn. Olie van Myagrum sativum (Dotteröl). Lichtgeel, bijna reuk- en smaakloos. S. G. = 0,924. Wordt vast bij 18°. Aardamandelolie, uit de wortelknollen van Cyperus esculentus, komt met de amandelolie overeen.

229