De werking van den dampverzamelaar bestaat nu hierin , dat de dampen der vloeistof inden ketel aan de wanden van den kegel a verdigt worden, zich in droppels verzamelen , inde goot b afdalen en door c uitloopen. De destillatie vaneen mengsel van gelijke volumina water en alcohol rectificatissimus heeft reeds plaats bij eeno temperatuur van 45°0 en tnsscben 50—55° vloeit het destillaat bij goede afkoeling ineen onafgebroken dunnen straal af. Lutering der voegen is bij de inrigting van zulk een’ toestel niet noodig, daar de gevormde dampen bij de lage temperatuur waarmede men werkt, niet die spanning verkrijgen, dat zij door de niet geheel digt sluitende voegen van den toestel zullen dringen. Er moet evenwel voor eene goede en aanhoudende afkoeling gezorgd worden, ten einde de verdamping te bevorderen. G-eschiedt de verdamping in het waterbad, zoo kan men daarvan de warmte regelen. Volgens ondervinding is de temperatuur der vloeistof in het uitdampvat s—7° lager dan die van het heete waterbad. Daar nu ook nog de afkoeling van den dampverzamelaar op de uitdamping der vloeistof invloed uitoefent, zoo kan men een verschil van warmte van 10° aaunemen. Wil men alzoo bij eene temperatuur van 55° verdampen , zoo moet de temperatuur van het waterbad zoo veel mogelijk op 65° gehouden worden. Het apparaat is niet duur en men kan het zelfs bruikbaar maken voor verschillende ketels van onderscheiden wijdte , door middel van ringen. (Fharmaceutische Centralhalle, 1861, N. 47).

224