teer bekomen, doch men heeft daartoe groote hoeveelheden noodig, daar de meeste soorten minder dan 1 pOt. er van bevatten.

Anilin is cene eenigzins olieachtige, waterheldere, met regenboogkleuren weerschijnende., bewegelijke, eenigzins aromatisch riekende en scherp speeerijachtig brandend smakende vloeistof. Op zich zelf, alsmede in waterige oplossing is zij zonder werking op curcuma en rood gemaakt lakmoespapier ; doch op de violette kleur der dahlia duidelijker. Zij oefent een sterk lichtbrekend vermogen uit, zonder, zoo als Laurent waargenomen heeft, eene afwijking van de gepolariseerde straal te veroorzaken. Volgens sommigen geleidt zij in geringe mate de electriciteit, volgens anderen volstrekt niet. Zij verdampt reeds bij de gewone temperatuur spoedig, waarbij zij eene reeds na verloop van eenige oogenblikken verdwijnende vetvlek °P Papier veroorzaakt. Haar kookpunt wordt door Hofmann op 182°; door Fritsehe op 228° opgegeven; het sp. gew. bij 16° geeft Hofmann 1,020, en Fritsche 1,028 óp. Bij 20° wordt zij nog niet vast, maar behoudt bij die temperatuur hare vloeibaarheid en bewegelijkheid; eerst bij een afkoeling door ether en vast koolzuur wordt zij vast. Met een brandend ligchaam in aanraking gebragt, ontvlamt zij met eene glinsterende vlam en zet veel kool af. Nadert men eene oplossing van anilin met een met zoutzuur bevochtigde glazen staaf, zoo ontstaan, even als bij ammonia, witte nevels ; salpeterzuur vertoont onder gelijke omstandigheden, dezelfde, hoewel zwakker verschijnselen. De anilin wordt door water in niet zeer groote hoeveelheid opgelost; 100 deelen water lossen 21 deelen anilin op tot eene olieachtige vloeistof, welke bij de destillatie der anilin met het eerste derde gedeelte van het destillaat overgaan. Bij verwarming wordt de koude waterige oplossing, even als die der coniïn troebel. Volkomen zuivere anilin, lost volgens Hofmann in water des te overvloediger op, hoe hooger de temperatuur is, en eene kookend verzadigde oplossing zal bij bekoeling melkwit worden.

218