gietijzers door houtskool voortgebragt, maar men kan het niet in staal veranderen. De eenvoudige carburatie van het ijzer brengt dus gietijzer voort, maar vormt geen staal, het staal is geen carburetum ferri.

Fremy brengt in herinnering zijne eerste mededeeling over het staal, strekkende om de rol aan te toonen die de stikstof inde staalvorming vervult en die tot nog toe voorbijgezien werd. Is dan, zoo vraagt hij, het staal het resultaat eener eenvoudige azotatieP Zijn antwoord is ontkennend. Het stikstofijzer ondergaat in zijne eigenschappen belangrijke wijzigingen, het wordt korrelig, wit, maar behoudt nog eene zekere hamerbaarheid, en wordt door de bewerking der harding niet hard; het is nog geen staal. Zou men dan door het ijzer aan de dubbele bewerking der azotatie en carburatie te onderwerpen, het in staal kunnen veranderen? Zou alzoo het staal een azoto-earburetum of een carbo-azoturetum ferri zijn, namelijk eene verbinding van ijzer, stikstof en koolstof? Tremy kon deze vraag zonder moeite beantwoorden; hij had geleerd het ijzer te azoteren door ammonia, het te carbureren door lichtgas ; hij bezat dus inde aanwending van de ammonia en het lichtgas twee zekere en veilige middelen, die hem in staat stelden de opvolgende en gelijktijdige werking van de stikstof en de koolstof op het ijzer te bestuderen. Ten gevolge eener reeks van proefnemingen is hij tot het besluit gekomen, I°. dat de werking van het lichtgas alleen het ijzer in gietijzer verandert; 2°. dat de carburerende werking van het lichtgas op een vooraf geazoteerd ijzer inde metaalverbinding de eigenschappen van het staal te voorschijn brengt; 3°. dat de mate der staalvorming afhangt van de hoeveelheid azotum, die oorspronkelijk aan het ijzer is medegedeeld; dat eene onvolkomen azotatie, hoe ver men ook de carburatie mogt hebben bewerkstelligd, een onvolkomen staal zou kunnen voortbrengen en dat veel te wenschen zou overlaten ; dat daarentegen, na eene voldoende azotatie, de carburatie een staal zal voortbrengen vaneen fraaijen korrel ; dat

207