langzamerhand vloeibaarder werd en na verloop van 15 minuten eene siroopachtige consistentie aannam. Door toevoeging van water werd eene vlokkig geleiachtige massa afgezonderd, waaraan men de structuur van den boomwolvezel niet meer onderkennen kon. Dit is het amyloid. Laat men het zure mengsel rustig staan, zoo ontstaan dextrine en suiker en door toevoeging van water zonderen er naauwelijks eenige vlokken af. De amyloid onderscheidt zich van amylum alleen door zijn gemis aan vorm en daardoor, dat het door iodium-oplossing hlaauw gekleurd, bij uitwassing met water weder kleurloos wordt, welk laatste verschijnsel bij amylum geen plaats heeft. Het hydratische amyloid gelijkt op eene opgezwollen stijfselachtige massa, die op glas uitgestreken tot een doorschijnend vliesje indroogt, op papier slechts weinig kleeft en na het droogen daarvan af kan gewreven worden. VYordt daarentegen het amyloid onmiddellijk uit zijne zwavelzure oplossing op den plantenvezel gepraecipiteerd, zoo als zulks bij het maken van het plantenpapier geschiedt, zoo blijft het na de drooging met den plantenvezel verbonden. Dit zal ook plaats grijpen, als men ongelijmd papier met de bovenbedoelde boomwol-oplossing bestrijkt, dan voorzigtig met water afwascht en laat droogen. Onder het mikroskoop bespeurt men aan een afgescheurd fragment perkamentpapier het dunne glinsterende vlies, waarmede het overdekt is en men neemt dan tusschen de beide scheurlijnen de vorm van de onveranderde papiervezels waar. Perwer verklaart de perkamentatie van het papier door de , door middel van het water of eene dunne loog bewerkte praecipitatie van het amyloid uit zijne zwavelzure verbinding op den papiervezel. Bij het droogen vereenigen zich dan de vezels door vlakteaantrekking. Een digt boomwolweefsel, waarin door drukking eene grootere toenadering der vezels bewerkt was, ondervond
153