Cajeputen, Isocajeputen, Paracajeputen C2O H,6. Destilleert men de gerectificeerde cajeputolie, alzoo voornamelijk het cajeputcn-hydraat, onder herhaalt cohoberen met wat er vrij phosphorzuur en rectificeert men het produkt daarna fractionerend , zoo gaan deze drie camphenen in volgorde over , zoodra het kookpunt stijgt. De cajeputen 'kookt bij 160°—165°. Het is eene kleurlooze vloeistof van aangenamen hyacinth-reuk ; is onoplosbaar in alcohol , oplosbaar in ether en terpentijnolie. Sp. gw. 0,850 bij 15°. Damp-digtheid door bovenvermelde formule gevonden 4,717, berekend 4,65. De isocajeputen kookt bij 176 tot 178°, bezit bij 16° een sp. gw. van 0,857, is onoplosbaar in alcohol en vermengt zich in iedere verhouding met terpentijnolie en ether. Hetzelfde ligchaam schijnt ook bij voortgezette inwerking van zwavelzuur op eajeputen-bihydraat gevormd te worden. De paracajeputen kookt bij 310 tot 316u, is dik, citroengeel , blaauw fluorescerend. Zij is onoplosbaar in alcohol en terpentijnolie, oplosbaar in ether en oxydcert inde lucht spoedig tot een rood hars. Zoutzuur kleurt al deze ligchamen violet en vormt er geene kristallyne verbinding mede. lodium is bij de gewone temperatuur zonder werking er op; bij verhitting ontwikkelt overvloedig waterstof met het eerste van beiden. Bromium vormt met de beide eersten dikke oliën. Salpeter-zwavelzuur verandert het eerste van beiden ineen bros hars en werkt niet zoo spoedig op het laatste. Verdund zwavelzuur , verdund salpeterzuur en zoutzuur, die zich indifferent tegen cajaputen gedragen, geven met isocajeputen in korten tijd dikke vloeistoffen. Cajeputen-sexhydraat, 020 HlO -f- 6HO. Men schudt eenige dagen achter een 1 deel ruwe cajeputolie met 2 deelen verdund zwavelzuur, tot dat de waterige laag eene gele kleur heeft aangenomen, waarna men de vloeistof stil laat staan. Ha verloop van 10 dagen zondert zich de verbinding in kristallen af. Deze zijn moeijelijk oplosbaar in kouden, gemakkelijk

142