komen overigens met die, welke Blanchet en Sell voor dit ligchaam , dat zij dadyl genoemd hebben , overeen.

De damp-digtheid werd gevonden = 5,43, berekend 5,30. Het cajeputen-bihydraat kookt constant bij 175°, bezit een sp. gw. 0,903 bij 17° en vermengt ziek in alle verhoudingen met ether , alcohol en terpentijnolie. Het wordt inde lucht zuur en spoediger nog in aanraking met potasohloog; zoutzuur praecipiteert uit zoodanige alcalische oplossing het gevormde zuur als eene hars. Droppelt men de olie op smeltend kali-hydraat en lost men het overschot daarna ineen sterk zuur op, zoo zondert zich eene hars af. Natrium vormt met de olie bij hooge temperatuur eene kristalliseerbare verbinding, die in water en alcohol oplosbaar is en bij toevoeging van zuren eene hars laat vallen. Yoert men den damp der olie door eene buis, welke gloeijende natron-kalk bevat, zoo ontstaat eene olie van geheel andere eigenschappen ; de natron-kalk neemt daarbij veel koolzuur en kool op. Destilleert men de olie met manganas- of bichromas kalicus en zwavelzuur, zoo bekomt men eene dikke vloeistof. Door salpeterzuur wordt zij ontleed. Eookend zwavelzuur vormt daarmede eene dikke vloeistof, die onder 260° kookt; gewoon zwavelzuur-hydraat verbindt zich met de olie, wanneer men de ontleding , die onder ontwikkeling van zwaveligzuur gemakkelijk begint, voorkomt. Verdund zwavelzuur, zoutzuur, chlorium, iodium en bromium verhouden zich op eene eigenaardige wijze met deze olie. Cajeputen-monohydraat, C2O Hl 6 -|- HO. Laat men de ruwe olie koken en droppelt dan gewoon zwavelzuur er in, zoo knettert de vloeistof kort na het bijkomen van dit zuur. Alsdan matigt men het vuur en voegt het zuur voorzigtig er bij , tot dat de vloeistof op eens van boven naar onder eene donkere kleur aanneemt. Men laat bekoelen , hevelt de olie van de vloeistof af en rectificeert. Het cajeputen-monohydraat maakt de tusschen 170 tot 175° kokende fractie van het destillaat uit.

141