hebben voor deze suikerachtige stof, en dat, als deze bestaat uit rietsuiker en niet uit glucose, met een draaijing-vermogen van -f 53°, het is omdat de metamorphose bewerkstelligd is door procédés, die alleen de natuur kent en in niets gelijken op onze kunstmatige methoden. Hetgeen nog meer bewijst dat het alzoo moet zijn, is de daadzaak, dat men in deze zelfde bananen, waarin men niet dan rietsuiker vindt, zoo lang zij aan de natuurlijke krachten der vegetatie onderworpen zijn, daarentegen eene aanzienlijke hoeveelheid glucose vindt, wanneer zij in groenen staat van den boom afgeplukt en op kunstmatige wijze tot rijpheid gebragt zijn. Besluit. De schrijver trekt de volgende besluiten omtrent de natuur, de oorsprong en verandering der suikerachtige stof inde vruchten. 1. De suiker die oorspronkelijk inde zure vruchten ontstaat, is de rietsuiker CIS Hn On, door zijne eigenschappen en draaijing-vermogen overeenkomende met die, welke men uit het suikerriet of den beetwortel trekt. 2. Gedurende de rijpwording der vruchten, is deze suiker aan een’ bijzonderen invloed onderworpen en verandert langzamerhand in gewijzigde suiker CI3 HI2 012,O12, die door zijne eigenschappen en draaijing-vermogen identisch is met die, welke men bekomt door de werking van zuren of glucoseferment op rietsuiker. 3. Als men de suikerachtige stof onderzoekt op het tijdstip der volkomene rijpheid, vindt men haar verschillend zamengesteld naar de vruchten waarin men ze waarneemt. Nu eens bestaat zij alleen uit gewijzigde suiker, zoo als inde druif, aalbes, vijg; dan eens bestaat zij uiteen mengsel in afwisselende hoeveelheden rietsuiker ongewijzigde suiker, zoo als inde ananas, abrikoos, persik, pruim enz. 4s. De oorzaak dezer verschillen is niet, zoo als men zou kunnen meenen, de zuurheid der vruchten. De ondervinding toont aan, dat de bewerktuigde zuren, naar gelang hunner betrekkelijke hoeveelheid, de staat van verdunning, de zwakke temperatuur bij welke zij werkzaam zijn, slechts 111 S., 3 J. 8

113