gemakkelijk, hetzij door middel van het mikroskoop, hetzij door scheikundige reactiven, dat er geen spoor van inde zure vruchten bestaat. Plaatst men namelijk een versch afgesneden schijfje vrucht onder het mikroskoop , op een gedeelte van hetwelk men een paar droppels iodiumwater gebragt heeft, zoo bemerkt men geen spoor van blaauwe kleuring , of eenige bolvormige gedaante, welke aan die van de amylum-bolletjes kan doen denken. Maar wanneer men het merg van eene groene vrucht heeft uitgeperst en men in het gefiltreerde en bijna kleurlooze sap eene geringe hoeveelheid iodiumwater brengt, ziet men niet alleen dat er geene blaauwe kleur in het vocht ontstaan is, maar dat de kleur, welke aan het iodium eigen is, trapsgewijze verdwijnt tot aan een zeker punt, die men met zekerheid kan waarnemen en die de grens aanduidt van deszelfs absorbtie. Voegt men vooraf stijfsel bij het gefiltreerde sap, zoo begint de blaauwe kleur van het iodetum amyli niet eer te ontstaan, dan wanneer de eerste affiniteit voldaan is; zoo dat, wanneer er al geen stijfsel in het gefiltreerde sap der groene vruchten is, er ten minsten een bijzonder beginsel in bestaat, dat het iodium, met meer kracht absorbeert dan dit sap en met dit metalloïd eene volmaakt kleurlooze verbinding vormt. De spoed waarmede het iodium door deze bijzondere zelfstandigheid geabsorbeerd wordt en het gemak waarmede men de grens zijner absorbtie kan nagaan, laten de betrekkelijke bepaling van deze zelfstandigheid toe, hetzij inde verschillende vruchten onderling vergeleken, hetzij in eene en dezelfde vrucht, vergeleken inde verschillende perioden zijner rijpwording. Hiertoe neemt men eene dergelijke iodium-oplossing als voor de sulph-hydro-metrische onderzoekingen gebezig dwordt, bestaande uit 10 gram droog iodium op 1000 O O of één liter vocht. Verder neemt men de gepraepareerde vruchtoplossing, zoo als vermeld is voor de bepalingen van het zuur en de suiker en verkregen door uittrekking van 100 gram merg, met zulk eene hoeveelheid water als voldoende

111