Men nam vroeger aan, 1. dat de volkomen ontkleuring van het iodetum amyli, na verloop van vier of vijf proeven, veroorzaakt werd door de verandering van iodium in acidum hydriodieum. Dit zuur echter schijnt niet zoo gemakkelijk onder deze omstandigheden te ontstaan, en de proef n°. 4 bewijst dat men geen andere oorzaak meer kan aannemen dan de vervlugtiging van het iodium. 2. De door verschillende schrijvers opgegeven temperaturen voor het oogenblik der ontkleuring, vertoonen een wisselend cijfer vanaf 60° tot 80°. Deze verschillen worden verklaard uit den toestand der vochten, welke, naar mate zij meerder of minder geconcentreerd zijn , het iodium meerder of minder gemakkelijk doen ontwijken. 3. Men neemt aan dat het iodium inde blaauwe verbinding van amylum en iodium er niet in verbindingstoestand in aanwezig is, en er bij gevolg geene scheikundig bepaalde verbinding gevormd wordt. Dit is mogelijk, dewijl het iodium er door de warmte uit kan verwijderd worden door al zijne oplosmiddelen, als: ether, alcohol, sulphidum carbonicum, en zelfs door eenen eenvoudigen luchtstroom. Het ijzer, de kwik ontnemen er eveneens dit iodium aan. Maar al deze ligchamen kunnen alleen werken op het opgelost iodetum amyli en niet op het drooge, zeker omdat zij niet door kunnen dringen inde amylumbolletjes, alwaar het iodium in opgesloten is. 4. De kennis der boven beschreven feiten schijnt den schrijver toe, te moeten dienen, om de wijze van ontleding te laten varen, welke somtijds gevolgd wordt om de hoeveelheid acidum hydrosulphurieum te leeren kennen, welke er in de lucht bevat is inde nabijheid van zwavelbronnen, als men deze onderzoekingen in het werk stelt met behulp van eene getitreerde oplossing van blaauw iodetnm amyli; want men kan nu de ontkleuring van dit reactief niet meer uitsluitend aan het acidum hydrosulphurieum toeschrijven, dewijl zij ook het resultaat kan zijn van de werking der lucht zelve, welke het iodium in dampvorm wegvoert.

91