Alcoholische en waterige ammonia ontleedt de verbinding bij 100° in sal ammoniac en aeroleïn-ammouia. Door chlorium wordt zij gedeeltelijk in kristallen veranderd, door salpeterzuur geoxydeerd, door natrium niet aangetast. Zij bestaat uit C 6 H4 Cl2 in 100 deelen. berekent. C 32,4 32,5 H 4,0 3,6 Cl 63,9 63,9 Beschouwdt men aldehyd-chlorid C4 H4 Cl3 identiseh met monochloraethyl-chloruur, zoo schijnt het acroleïn-chlorid identiseh met monochlorallyl-chloruur te zijn. Alcoholische potaschoplossing ontleedt bij 100° het acroleïn-chlorid , doordien eene zeer vlugtige verbinding met 46,8 pCt. chlorium (C 6 H3 Cl) en eene bij 100—150° kokende gevormd worden, welke laatste identiseh schijnt te zijn met eene door inwerking van ethernatron op acroleïnchlorid verkregene. Deze heeft, na door Water afgewasschen en, na van water beroofd, gedestilleerd te zijn, een lookachtigen reuk, destilleerde bij 110—120° en bestond uit 79,0 pCt. carbonium , 7,9 pCt. hydrogenium en 24,8 pCt. chlorium , terwijl de uit alcoholische potasch verkregene bestond uit 49,6 pCt. carb. 7,5 pCt. hydr. en 24,5 pCt. chlorium. Daar het chlorgehalte scheen afkomstig te zijn van onontleed acroleïn-chlorid, zoo werd de verbinding nog eens met ethernatron behandeld, doch er zonderde zich daarna bij toevoeging van water geen olie weder af. De boven beschreven, bij de bereiding des acroleïn-chlorids ontstane olieachtige verbinding, welke in het overschot inde retort vervat was, wordt bij verhitten, ook met water zoo gemakkelijk ontleed, dat zij niet te destilleren is. Door verdamping uit alcohol afgescheiden en boven zwavelzuur gedroogd is zij bruinachtig en bezit ten naastenbij de zamenstelling des acroleïn-chlorids. Van nadere onderzoekingen worden betere resultaten verwacht. Acroleïn-ammonia. Deze reeds door Dedtenbacher waargenomen verbinding verkrijgt men het doelmatigste, wanneer bij eene afgekoelde alcoholische of etherische oplossing van *
51