Men weet dat de aanwezigheid van dit agens inde stoffen die bestemd zijn om bedrukt te worden en die . men door middel van chlorium gebleekt heeft, het bezwaar heeft het weefsel te verbranden (zoo als men gewoon is te zeggen); het kan ook op de kleuren werken en de zuiverheid van het dessein benadeeleu. Het éau de javelle draagt inde bleeking van het linnen bij om dit weldra onbruikbaar te maken. Bij de bleeking in ’t algemeen brengt het chlorium dat terug blijft op ’t laatst de nadeeligste gevolgen te weeg en het ware te wenschen dat in al deze industriën het gebruik der antichloren algemeen werd. Het beste antichloor is volgens FordosenGrélis, de hyposulphis natricus , dat eene aanzienlijke hoeveelheid chlorium vernietigt. De werking van dit zout op het chlorium doet sulphas natricus , acidum sulphuricnm en acidum hydrochloricum ontstaan, welke stoffen met het grootste gemak kunnen weggewasschen worden. Daar het gebruik van goed antichloor zeer noodzakelijk is , zoo bedienen zich Fordos enGielis van het volgende proefvocht, om te onderzoeken of er chlorium inde stof aanwezig is , namelijk: 10 gram stijfsel, 10 gram iodetum kalicum en 500 gram water. De stijfsel losse men door verhitting op in het water en voege bij het vooraf bekoelde vocht het iodetum kalicum. Daar dit vocht spoedig verandert, zoo is het verkieselijk het telkens als men het noodig heeft, te bereiden , dewijl het niet langer dan eene week goed blijft. Telkens nu, wanneer men eenige droppels van dit vocht in aanraking met eenige zelfstandigheid brengt, welke chlorium inden vrijen staat bevat, zal er eene blaauwe kleur ontstaan, dewijl dit chlorium eene aequivalente hoeveelheid iodetum ontleedt, het iodium alzoo in vrijheid gesteld wordt en met de stijfsel blaauw iodetum amyli vormt. Wanneer men het grootste gedeelte van het chlorium door uitwassching verwijderd heeft, voege men het antichloor bij kleine gedeelten toe en beproeve van tijd tot tijd de te onderzoeken stof. Wanneer er geene blaauwe kleur meer ont-111 S., 3 J. 4
49