vernemen wat het oordeel van Ho war d ovor de gedroogde takken met bloemen en rijpe vruchten vim Junghuhn geweest is. Wij lezen dienaangaande in het prachtwerk van Ho war d (1): „Het schijnt dat Hasskarl de zaden vaneen Cinchona naar Java zond die hij voor Cinchona ovata hield. „Deze zijn opgekomen en hebben in hunne nieuwe groeiplaats bloeijende planten voortgebragt. „Junghuhn evenwel is meer geneigd om ze te beschouwen als Cinchona lucumnefolia. „Dr. de Vrij heeft de vriendelijkheid gehad mij fraaije en goed geconserveerde specimina met bloem en vrucht te zenden en zij schijnen mij toe geheel onderscheiden te zijn van beide genoemde species en meer gelijkenis te hebben met Cinchona Cai abnyensis Wed d e 11, ofschoon het eenigzins onvolkomen specimen van deze laatste in mijn bezit, mij niet ten volle in staat stelt de quaestie te beslissen. „De bloedroode kleur van de Cnpsulae als ze versch zijn is, volgens Wed d e 11, zeer opmerkelijk bij het species dat hij zoo genaamd heeft, „Ik heb niet vernomen of dit het geval is op Java bij de variëteit van daar gezonden, welker heerschende kleur verschillend schijnt geweest te zijn van het species van Dr. Weddell.” Het gevoelen van Howard bewijst dus dat het oordeel en de voorzegging van Junghuhn in geenendeele bevestigd is, Junghuhn (2) zegt: „Ik heb de beschrijvingen van den Heer Weddell op Tjibodas met de zeer talrijke levende exemplaren vergeleken en dan verkrijgt men het negative resultaat, dat onze soort (de zoogenaamde Cinchona ovata) wegens verschil van te vele bepaald uitgedrukte kenteekenen (onder anderen) geene Cinchona Carahayensis zijn kan. Vier bladzijden verder lezen wij van Junghuhn de na(1) J. B. Howard, Illustrations of the Nueva Quinologia of Baron, London p. art. Cinchona ovata. (2) Toestand der aangekweekte Kina hoornen enz. bl. 83.
22