genamen reuk, en wordt door destillatie uit de bloemen van genoemde plant verkregen. De Javaansche vrouwen leggen de bloemen ook wegens den aangenamen reuk, tusschen kleedjes, zakdoeken enz. Kajoe Angin. Deze naam, die in mijne van Java ontvangen aanteekeningen, zoowel aan het Koelit Tjamara (cortex Casuarinae, zie: jaargang 1860 p. 16) als aan deze mossoort gegeven wordt, bewijst dat dezelfde inlandsche naam zeer dikwijls op verschillende zaken van toepassing is. De mossoort, die dan ook dezen naam draagt, blijkt de üsnea barbata Ach. Lichen barbatus L., het bekende Baardmos te zijn, dat ook bij ons te lande op berken, eiken, dennen en beuken, en ook niet zelden op bruine kinasoorten gevonden wordt. Het loof is rolrond , ineengeward, onregelmatig getakt en geel blaauwachtig van kleur. De schildjes slechts weinig gerand, doch straalvormig inden omtrek, iets bleeker op het midden. —Welh'gf geven de inlanders den naam „Kajoe Angin” zoowel aan dit mos als aan den cortex Casuarinae, omdat deze somwijlen met het mos bedekt is. Het mos, dat vroeger ook bij ons niet zelden gebruikt werd, doch door het IJslandsche mos geheel vervangen is, wordt door de Javaansche inlanders tegen krampaehtige buikpijnen aangewend.
6