bruikt, door dit mengsel op de oogen te strijken. Europesche geneesheeren dienen den bast in afkooksel als mondspoeling toe na bet gebruik van kwik en ook bij dysenterie. Ahkar en Daun G endaro essa of Handaroessa.
Radix et folia Gendarussae. Gendarussa vulgaris Ne es. Justicia Gendarussa L. Acanthaceae E. Br. Miq. Flora van Nederl. Indie 11., p. 831. De moederplant van dezen wortel en bladen wordt op Java veel inde tuinen als omheiningen gevonden en is verder over geheel Indie, den Sunda-Archipel, de Molukken enz. verspreid en ook naar Zuid-Amerika overgebragt. De wortel wordt bij koortsen en als slijmoplossend middel gebruikt. De lancetvormige, onaangenaam riekende bladen worden als zweetdrijvend middel en vooral bij keelaandoeningen toegediend. Verder nog in vereeniging met Plassariebladen (Alyxia stellata Eoxb) fijn gewreven en als pap bij pijn in do lende gebruikt. Poëiraw\alie. Stipites Anamirtae. Anamirta Cocculus Wght et W. Arnott, Cocculus suberosus s. lacunosus Dc. Menispermum Cocculus L. Tuba baccifera Eph. Menispermeae Juss. Onder den naam „poetrawalie” gebruiken de inlanders den stengel van denzelfden boom , waarvan de vruchten reeds lang onder den naam van Cocculi indici s. piscatorii bekend zijn. De stengel vertoont alle kenmerken van eene zich rond boomstammen windende plant, heeft de dikte van eene penneschacht en is nog geheel met het epiderma, dat zich hier en daar loslaat bedekt. De smaak is zeer bitter. De plant is van Cejdon over zuidelijk Azië, den Sunda-Archipel, JMolnkken en Timor in oostelijk Java verspreid. Zij behoort tot eender meest algemeen gebruikt wordende geneesmiddelen als aftreksel tegen tusschenpoozende koortsen en buikpijn.
4