den, en zij zijn tot die voor den landbouw vooral gewenschte resultaten gekomen, door gebruik te maken van baryt.

Deze daarstelling van ammonia is geheel nieuw en gegrond op de vorming van cyanetum barycum. Men had tot nu toe geloofd, dat de vorming van cyanogenium alleen bij aanwezigheid van alcaliëu kon plaats hebben, en dat de alcalische aarden, namelijk de baryt, in geen geval tot de cyanvorming kon bijdragen. De schrijvers hebben waargenomen, dat deze meening valseh is; dat de baryt veel beter tot de cyanvorming aangewend kan worden dan potaseh of soda. Deze zoo belangrijke uitkomst hangt alleen af van het wezentlijk verschil, dat bestaat tusschen de eigenschappen van de baryt en de potaseh. De eerste is niet vloeibaar, maar vast en poreus, de vorming van cyanetum heeft geheel zonder verlies plaats; de tweede is vloeibaar en vlugtig en de cyanvorming heeft alleen aan de oppervlakte plaats en ondergaat door vervlugtiging een verlies van bijkans 50%. Het groote probleem nu dat opgelost moest worden , was een eenvoudig, snel en goedkoop middel te vinden, om het cyanogenium uit het cyanetum barycum in ammonia om te zetten. Dit geschiedt op de volgende wijs. Men calcineert ineen aarden kolf bij eene aanhoudend hooge temperatuur, een mengsel van carbonas baryticus, ijzervijlsel, gruis van Duiksche steenkool en houtzaagsel. Men verkrijgt alsdan voor het grootste gedeelte des gebezigden carbonas, de baryt anhydrisch. Vervolgens leidt men door de poreuse massa langzaam een stroom dampkringslucht, waarvan de zuurstof, door ze over gloeijende kolen te doen strijken, in koolosyde is omgezet en de stikstof bij aanwezen van baryum en kool, eene aanmerkelijke hoeveelheid cyanetum barycum levert. Het mengsel wordt alsdan ineen cilinder gebragt en men drijft, bij eene temperatuur van 300 °C. een stroom waterdamp er door, die als ammonia al de stikstof, welke het cyanetum barycum bevat, medevoert. (Cosmos, Juin.) 7. Over eene nieuwe wijze om ozon aan ie ioonen, door Houzeau, bestaande in zwak rood gekleurd, met iodetum

27