groen , doch wordt bij verdunning met water rood. De oplossing in zwavelzuur gaat hij verwarming over in lichtrood, blauwrood, violet en indigoblauw, welke laatste kleur veroorzaakt wordt door eene stof, die in chloroform staalblauw en na verdamping van de chloroform ook in spiritus oplosbaar is. Chloorwaterstofzuur maakt bij koken de ophioxyline troebel; bij bekoeling scheiden zich gele naalden af, die in chloroform geel oplossen. Bij lang voortgezet koken heeft er gedeeltelijke ontleding plaats. Met koperproefvocbt ontstaat geen reductie ; ook niet wanneer de stof met 5 pet, chloorwaterstofzuur-houdend water een halfuur op de kooktemperatuur gehouden en met natriumhydroxyde het zuur afgestompt is. Met chroomzuur en water wordt de ophioxyline bij de gewone temperatuur geoxydeerd. Onder warmteontwikkeling ontwijkt er veel CO2 en vormt zich eene smaragdgroene vloeistof. Wanneer door SO2 de overmaat van CrO3 is verwijderd, en door ammonia het chroomoxyde is neergeslagen, staat de massa na indrogen aan spiritus eene gele, groen fluoresceerende stof af. Eene oplossing van KMnO4 wordt onmiddellijk bij de gewone temperatuur gereduceerd. Met eene oplossing van ferrichloride in water overgoten , wordt de ophioxyline niet veranderd ; toevoeging van spiritus, of het overgieten met eene spiritueuze oplossing von ferrichloride, brengt eene purperkleur te weeg. Alcaliƫn, koolzure alcaliƫn en de alcalische aarden, lossen de ophioxyline met violette kleur op ; bij ammonia is deze kleur bij eene verdunning van 1:200000 nog duidelijk zichtbaar.

12